Een andere kijk op orde en chaos – als complementaire relatie

Orde en Chaos
Deel 2: Orde en chaos als complementaire relatie

dit artikel werd ook gepubliceerd in Civis Mundi Digitaal #97 april 2020

door Mathieu Wagemans

 (thieuwagemans@gmail.com    www.ontganiseren.nl)

 

Inleiding

In Deel I  (Splitsend denken) verkenden we de spanning tussen ordening en chaos. We stelden dat we institutioneel zijn vastgelopen maar ons tegelijkertijd moeilijk los kunnen maken van een door rationalisering overheerste context. We herhalen het verleden en door ons op rationaliteit en ordening gebaseerde denken en handelen is het lastig een nieuwe weg in te slaan. Maar wat zou die nieuwe weg moeten zijn? Wat is inspirerend perspectief dat uitzicht biedt op duurzame vernieuwing?

Om daar zicht op te krijgen zullen we een verdiepingsslag maken met aandacht voor een viertal onderwerpen. Die betreffen allereerst het dualisme. Als splitsend denken het probleem is, wat is dan de oplossing? Op de tweede plaats gaan we nader in op het subject-object denken. Wanneer dit voor het modernisme zo belangrijke onderscheid ons in de weg zit, in welke richting moeten we dan een alternatief zoeken? Vervolgens gaan we in op de vraag hoe we ons kunnen onttrekken aan het tegenstellend denken. En op de vierde plaats komt verbinding centraal te staan. We verkennen het begrip complementariteit. We zullen zien dat deze vier onderwerpen een samenhang vertonen maar daar is een andere logica voor nodig dan het lineaire, binaire en causale denken dat binnen de moderniteit centraal staat. We zullen daarbij enkele malen een uitstapje maken naar de kwantumtheorie. De overgang van het lineaire naar het kwantumdenken kan van nut zijn bij de omslagen waar we voor staan.

Het dualisme

In Deel I stelden we dat wat niet past in onze formele ordeningen moet wijken. Het ongeordende is betekenisloos. Per definitie. Het splitsend denken voert terug op Aristoteles en is gangbaar en dominant geworden binnen de westerse filosofie. In zijn filosofie vormt het dualistisch denken een belangrijk uitgangspunt. We onderscheiden en scheiden. Zo zijn lichaam en geest twee afzonderlijke begrippen. We maken en onderscheid tussen logisch en niet-logisch. Een uitspraak is waar of onwaar. Iemand is schuldig of onschuldig. Men heeft wel of niet recht op een vergunning. Een plan past in het beleid of is daarmee strijdig. De definities zoals die in wetten en regelingen zijn opgenomen zijn bepalend.

Dat werkt ook door in de wijze waarop we onze samenleving hebben georganiseerd. We hebben het geldend betekeniskader institutioneel vastgelegd. Het vormt de basis voor de inrichting van onze maatschappij en van instituties binnen die maatschappij. Logisch gevolg daarvan is dat we zijn georganiseerd rond tegenstellingen. We onderscheiden bijvoorbeeld organisaties van werkgevers en van werknemers. We kennen landbouw- en natuurorganisaties. We scheiden het economische van het ecologische en hebben daar afzonderlijke systemen voor ingericht. Het economische is gebaseerd op neo-liberaal denken en staat vaak op gespannen voet met wat ecologisch betekenisvol is. Die tegenstelling raakt de kern van de duurzaamheidsopgave. Maar dat tegenstellend denken zal ons niet redden. Uitgaan van tegenstellingen leidt op zijn best tot compromissen die we vaak pas na lang onderhandelen bereiken. Die compromissen geven geen zicht op duurzame oplossingen maar laten de onderliggende tegenstellingen in tact. Onderhandelingen kunnen ons niet helpen.  De spanning blijft maar is door compromissen enigszins bedaard en gepacificeerd. Maar het zijn tijdelijke oplossingen met als risico dat de onvrede telkens weer oplaait. We hebben een economisch model dat dominant is ten opzichte van ecologische waarden. Bovendien is kenmerk van ons economisch systeem dat het groei vooronderstelt. Zonder groei geen continuïteit. Het economisch systeem heeft daardoor kenmerken van een kankergezwel: het neemt in omvang toe en werkt verdrukkend en onderdrukkend naar de omgeving. Compromissen als uitkomst van lange onderhandelingstrajecten helpen niet. We hebben daardoor de vraagstukken onvruchtbaar geformuleerd. Nodig is dat we door die tegenstellingen heen breken maar dat is lastig omdat we die tegenstellingen institutioneel hebben vastgelegd. Het systeem reproduceert zo zichzelf en is voorgeprogrammeerd op probleemvorming. Het is steeds weer de overheid die door regels op het vlak van natuur, milieu en gezondheid reparerend moet optreden om de zaak niet verder uit de hand te laten lopen. Maar het zijn veranderingen binnen het systeem maar niet van het systeem. Heel treffend komt dat met betrekking tot verduurzaming van de landbouw tot uitdrukking. Maatregelen op het vlak van duurzaamheid zijn aanvaardbaar mits ze economisch draagbaar zijn. Het economische is de maatstaf. Het probleem oordeelt zelf over de oplossingen en heeft bijgevolg het vermogen zichzelf in stand te houden.

We wezen reeds op de complexiteit waar we moeilijk vat op krijgen. Maar we kunnen ook stellen dat het een door onszelf geconstrueerde complexiteit is. Door te kiezen voor ordeningen construeren we zelf de chaos. Chaos is complex juist vanwege de wijze waarop we ordenen. En vervolgens benaderen we complexiteit door deze analytisch te benaderen. We onderscheiden aspecten en elementen conform onze institutionele structuren. Daardoor analyseren we complexiteit als het ware kapot. Juist door de wijze waarop we complexiteit benaderen dringen we niet door tot het wezen van complexiteit. Complexiteit vloeit logisch voort uit hoe we zijn georganiseerd.

Om ons daaraan te ontworstelen loont het te rade te gaan bij Deleuze. Die stelt dat we niet erg zorgvuldig omgaan met verschillen. We kiezen te makkelijk voor harmonisatie en uniformering maar weigeren daardoor problemen in het gezicht te kijken. We hebben geen of onvoldoende aandacht voor de aard en wezen van verschillen. De wens tot oplossingen te komen werkt vertroebelend. Deleuze kiest voor differentiatie.  We moeten het wezen van de verschillen onderzoeken. Door het afwijkende “weg te definiëren” respecteren we de verschillen niet. Het buitensluiten is nodig omdat het afwijkende ons anders zou belemmeren onze illusies in stand te houden. Wat hindert en wat niet passend is, schuiven we terzijde zodat we de eis van harmonie overeind kunnen houden. Maar het is een valse uniformiteit. Uniformiteit is geconstrueerd.

Assemblages

Maar Deleuze gaat nog een stap verder. Met betrekking tot vragen rond identiteit stelt hij dat we ons daarvoor onterecht concentreren op objecten. Objecten ontlenen hun identiteit, zo menen wij, aan de inhoud van de objecten zelf. In plaats daarvan kiest Deleuze ervoor om de identiteit te zoeken in de relatie tussen objecten. Het onderscheid van een object ten opzichte van andere objecten bepaalt de eigenheid van een object. Het gaat dus niet om de vraag wat de werkelijkheid “is” maar om de relaties in de werkelijkheid. Een bekend begrip bij Deleuze zijn assemblages, verzamelingen van elementen die relaties met elkaar aangaan. Er kunnen zich regelmatig nieuwe assemblages vormen waarbij op zichzelf staande elementen onderling verbindingen aangaan. Een verwijzing ligt voor de hand naar het begrip contexten. Wanneer we met ingrijpende veranderingen te maken hebben en gebruikelijke analyses en daarop gebaseerde interventies blijken niet effectief, kan de overgang aan de orde zijn naar een nieuwe context, een geheel van omstandigheden, factoren, betekenissen en krachten waardoor de werkelijkheid in een nieuw perspectief wordt geplaatst. Dat nieuwe perspectief kan nieuwe kansen bieden op succesvolle interventies. Het doet denken aan pleidooien rond transities. Om tot systeemvernieuwing te komen moeten we de overstap te maken van een context van logisch en rationeel redeneren en argumenteren naar een nieuwe context, een nieuw betekeniskader waarin we de werkelijkheid vanuit een ander perspectief bezien. We moeten gevoelig worden voor het irrationele, voor wat zich niet laat beredeneren, althans niet via de gebruikelijke lineaire redeneerlijnen.  We gaan ons dan realiseren dat wat we voor werkelijkheid houden een constructie is en dat ook andere constructies denkbaar zijn waarin elementen zich heel anders tot elkaar verhouden. Als voorbeeld kan het inzicht dienen dat op het vlak van criminaliteit de boven- en de onderwereld met elkaar verweven zijn geraakt. Het beeld dat criminaliteit exclusief moet worden gekoppeld aan de onderwereld is eenzijdig en dus beperkt. Door die perspectiefwijziging zijn we gaan inzien dat juist het onderscheid tussen bovenwereld en onderwereld ons belemmert om tot effectief beleid te komen. Er is dan een herschikking nodig van instrumenten en methodes en van opsporingsbeleid in het algemeen. Vergelijk ook de beleidspraktijk waarin we te maken krijgen met wat wel als “wicked problems” wordt geduid. We krijgen er moeilijk vat op omdat ze niet in onze ordeningen passen. Anders gezegd, we veroorzaken die problemen (deels) zelf. We ontrafelen complexe problemen analytisch in onderdelen en aspecten waardoor we voorbij gaan aan het wezen ervan. Vervolgens doen we een greep uit de gebruikelijke verzameling van instrumenten en procedures die het probleem in stand houden in plaats van het op te lossen. We koesteren de problemen door ons tevreden te stellen met illusies.

Het onderscheid tussen subject en object

Het dualistisch denken ligt ook aan de basis van het onderscheid tussen subject en object. Dat onderscheid zien we heel expliciet terug bij Descartes. De mens staat in een onafhankelijke situatie ten opzichte van de werkelijkheid. Gevolg daarvan is dat die werkelijkheid objectief kon worden onderzocht en dat we in staat zijn tot onbetwistbare en ware kennis te komen. We plaatsen vraagstukken op afstand en nemen zelf een afstandelijke houding aan. We analyseren vraagstukken zonder dat we ons er als persoon verbonden mee te voelen. Subject en object zijn losgekoppeld. Nu heeft objectiviteit voordelen. In beleid kunnen we zonder aanziens des persoons tot objectieve besluiten komen. In de wetenschap kunnen we tot objectieve en ware kennis komen omdat onze methoden persoonlijke elementen uitzuiveren. Althans, dat is het beeld. We vormen ons een beeld van de werkelijkheid dat ons in staat stelt onze ambities op het vlak van gelijkheid, rechtvaardigheid en waarheid waar te maken. Waarheid is geconstrueerde waarheid. Het vermijden van willekeur in overheidsoptreden is mogelijk omdat we een constructie van de werkelijkheid hebben gemaakt die ons daartoe in staat stelt. Het bovenstaande geeft weer hoe we doorgaans orde en chaos benaderen.

Kern van het constructivisme, zo stelden wij, is dat de werkelijkheid aan ons verschijnt afhankelijk van de betekenis die we eraan geven. De waarneming is gekoppeld aan het waargenomen object. Het uitgangspunt is dat wat we voor werkelijkheid houden in wezen een constructie, een afbeelding van de werkelijkheid is. Dat betekent een onlosmakelijke koppeling tussen subject en object. Ze zijn in elkaar verstrengeld. Nicolescu stelt dat objectieve kennis enkel bereikbaar is door het subject te doden. Het subject is doodgemaakt in ons streven te komen tot objectieve kennis. Die andere kijk op objectiviteit betekent een ingrijpende verandering ten opzichte van de benadering van de moderniteit. Die benadering hield in dat de werkelijkheid onderzoekbaar was en in staat stelde tot objectieve, dat wil zeggen definitieve en ware kennis te komen. Subject en object waren gescheiden.

Het loslaten van objectiviteit heeft ingrijpende consequenties. Waarheid is afhankelijk van de betekenis die we aan de werkelijkheid geven. Waarheid is perspectief-gebonden waarheid. Waarheid geconstrueerde waarheid. Objectiviteit is geconstrueerde objectiviteit.

Nu had objectiviteit voordelen. Objectiviteit bood zekerheden. Daarvan is niet langer sprake wanneer we de werkelijkheid afhankelijk maken van de betekenis die we eraan toekennen. Zekerheden worden dan geconstrueerde zekerheden. Dat geeft een andere kijk op ons formele betekeniskader dat ten grondslag ligt aan onze bestuurs- en beleidsmodellen. Die modellen komen beredeneerd tot stand met als gevolg dat er het niet-beredeneerbare geen plaats is. We proberen dat weliswaar maar daarmee reduceren we de werkelijkheid tot een schijnwerkelijkheid. Gevoelens laten zich bijvoorbeeld niet regelen maar wij proberen het wel. In de psychiatrie bijvoorbeeld ordenen we aandoeningen door ze te categoriseren. Het DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) bevat een gedetailleerd overzicht van aandoeningen inclusief daarbij horend gedrag. Het zijn beredeneerde definities die als zodanig ontdaan zijn van de gevoelsdimensie. Anders gezegd: gevoelens worden gedefinieerd maar de definities kunnen niet het wezen uitdrukken van gevoelens. Dat stelsel heeft primair als strekking om aan de hand van definities te ordenen. Gaandeweg heeft het DSM echter (zoals de naam overigens ook aangeeft) een diagnostische betekenis gekregen. De conclusie dat bij een patiënt sprake is van een bipolaire stoornis veronderstelt kennis en inzicht terwijl het in wezen slechts de vaststelling is dat de aandoening samenvalt met een definitie uit het DSM. Aan de ordening wordt inzicht toegedicht.

Hoe waarden kapot worden geredeneerd en georganiseerd

We treden de werkelijkheid redenerend tegemoet. Redeneren krijgt zo een betekenis die veel verder gaat. Het ligt voor de hand dat we redeneren wanneer belangen moeten afwegen. Dat past binnen een rationele benadering. Maar het gaat mis wanneer we waarden redenerend benaderen. Dan gaat het op rationaliteit gebaseerde redeneren ook invloed uitoefenen naar fundamentele waarden. Het subjectieve wordt dan onderwerp van redeneren. Een paar voorbeelden. We streven naar een rechtvaardige samenleving. Daartoe stellen we regels op die bedoeld zijn om ieder te geven waar iemand echt op heeft. We hebben waarden zodanig geoperationaliseerd dat we menen onrecht te hebben uitgebannen. Ons juridisch stelsel van formele en materiele regels moet voorkomen dat mensen onrechtvaardig worden behandeld. Daartoe hebben we de werkelijkheid gereduceerd tot een regelbare werkelijkheid. We stellen al redenerend en afwegend langs democratische weg regels op. Rechters oordelen vervolgens of er wel of niet in overeenstemming met de regels is gehandeld. Zij maken vervolgens een gemotiveerde afweging. Een vonnis kan worden opgevat als een constructie die tot de conclusie leidt of bijvoorbeeld een overheid gehandeld heeft conform de regels. Of dat die regels door burgers zijn overtreden. Het formele betekeniskader van de overheid vormt daarbij dus de toetssteen om te beoordelen of het handelen van overheid of burgers correct was. Nu blijkt dat formele betekeniskader van de overheid nogal af te wijken van de leefwereld van burgers zoals we stelden in Deel I. Het formele betekeniskader is buitengewoon ingewikkeld. Alledaagse ervaringen van burgers moeten vertaald worden naar het formele betekeniskader. Dat vraagt een deskundigheid waarover burgers doorgaans niet beschikken. Men heeft de hulp van juisten nodig om de vertaalslag te maken.  Rechtvaardigheid kan zo een kwestie worden van vaardigheid in het recht. Wanneer men de juridische redeneerlijnen goed beheerst heeft men meer kans op een gunstige uitkomst. Zo is denkbaar dat burgers een besluit van de overheid als onrechtvaardig ervaren terwijl dat naar het oordeel van de rechter in overeenstemming is met geldende regels. De exclusieve nadruk op het rationele kan zo tot beslissingen leiden die in de beleving van burgers niet door de onderliggende argumenten kunnen worden gedragen.

Een tweede voorbeeld heeft betrekking op integriteit. Integer handelen heeft de laatste jaren steeds meer aandacht gekregen. Diverse voorbeelden van niet-integer handelen hebben veel aandacht getrokken. Dat is verklaarbaar. Integer handelen wordt vanzelfsprekend geacht en wanneer zich voorbeelden van niet-integer handelen voordoen krijgen die veel aandacht. Maar wat beschouwen we als integer handelen? Mag een bestuurder regels overtreden om daarmee een burger die in de problemen zit te helpen? Is dat toegestaan mits de bestuurder zelf er geen voordeel van heeft? Dat zijn normatieve vragen. Vragen rond integriteit hebben een belangrijk gevoelscomponent. Gevoelens laten zich echter lastig regelen. We kunnen ze niet rationeel afwegen. Gevoelens laten zich niet tegen elkaar wegstrepen. En dus zijn er verordeningen tot stad gekomen rond integriteit. We definiëren integriteit. Je mag cadeaus aannemen mits de waarde ervan lager is dan 50 euro.

Verantwoordelijkheid       

Een derde voorbeeld betreft de wijze waarop we verantwoordelijkheid hebben geregeld. Toedeling van verantwoordelijkheden en van de daarop gebaseerde bevoegdheden neemt binnen de ordening van het publieke domein een centrale plaats in. Logisch ook want die toedeling bepaalt wie gerechtigd is besluiten te nemen. In juridische procedures tegen overheidsbesluiten is de vraag of een orgaan bevoegd was het bestreden besluit te nemen een van de eerste aandachtspunten. Wanneer die bevoegdheid omstreden is, is dat een krachtige basis om een onwelgevallig besluit onderuit te halen. Ook met betrekking tot verantwoordelijkheden denken we in termen van tegenstellingen die we heel gedetailleerd uitwerken. Waar houdt de verantwoordelijkheid van het ene orgaan op en begint die van het andere orgaan? We definiëren verantwoordelijkheid en delen die binair toe. Je bent wel verantwoordelijk en bevoegd of je bent het niet. Daardoor gaan we voorbij aan de diepere betekenis van verantwoordelijkheid. We scheppen helderheid over wie verantwoordelijk is en juist daardoor verliezen we het zicht op het wezen van verantwoordelijkheid. We operationaliseren verantwoordelijkheid door het begrip te mechaniseren. We construeren met uiterste precisie procedures. Het recht om verantwoordelijkheid te dragen en de vraag wie verantwoordelijk is overheerst. Ook met betrekking tot verantwoordelijkheden denken we in termen van tegenstellingen die we heel gedetailleerd uitwerken. Maar het wezen van verantwoordelijkheid verliezen we uit het oog. Discussies over verantwoordelijkheid worden gevoerd in een juridische context. Als je je aan de procedures en protocollen houdt kun je nergens van worden beschuldigd. Je pleit jezelf vrij door de protocollen heel precies op te volgen. De regels bieden verschuilmogelijkheid.

cartoon ivpeo
ivpeo.nl

Gaat het fout dan kun je gemakkelijk verantwoordelijkheid uit de weg gaan door te stellen dat je enkel verantwoordelijk was voor een onderdeel en dat je het daarvoor geldende protocol nauwkeurig hebt gevolgd. Regels verkeren zo in hun tegendeel. Ze waren bedoeld om verantwoordelijkheid als ethisch beginsel te regelen maar krijgen als functie verantwoordelijkheid te ontlopen. We hebben verantwoordelijkheid gereduceerd tot het volgen van regels. Die regels zijn de hoekstenen waarop we onze constructies hebben gebaseerd.

Het zijn drie voorbeelden van hoe we de werkelijkheid hebben geobjectiveerd en daarmee waarden zodanig hebben geoperationaliseerd dat we ze van hun wezen hebben ontdaan. De scheiding tussen object en subject heeft de beleving opzij gedrukt. We ontlenen zekerheden aan onze constructies van objectiviteit maar de prijs die we daarvoor betalen is dat we het subjectieve betekenisloos hebben gemaakt. We stellen ons tevreden met schijnzekerheden maar ontmaskering ervan zou inhouden dat we niet langer onze illusies overeind kunnen houden. Die prijs is te hoog.

Het derde domein

We stelden dat het denken in de moderniteit een binair karakter heeft en dat ons handelen hierop is gebaseerd. We onderkennen polariteiten. Die tweedeling verschaft ons helderheid. Maar ook met betrekking tot polariteiten geldt dat ze geconstrueerd zijn. Ons denken is gebaseerd op tegenstellingen. Vanwege dat scherpe onderscheidend denken is het lastig tot verbindingen te komen tussen tegengestelde posities. Dat lukt per definitie niet. Juist het onverbindende is immers kenmerk van polariteiten als uiterste posities. Dat heeft gevolgen voor hoe we met tegengestelde posities omgaan. Wanneer onderlinge verbinding niet mogelijk is en we niettemin last hebben van tegenstellingen zit er weinig anders op dan te proberen werkbare compromissen te sluiten. Die lossen het onderliggend probleem weliswaar niet op maar stellen wel in staat voort te gaan. De tegenstellingen werken niet langer hinderend en verhinderend in onze dagelijkse praktijk. Signalen dat we met extreem lastige vraagstukken te maken hebben kunnen zijn dat problemen zich presenteren als dilemma’s. Of we krijgen de indruk dat we met het bestrijden van symptomen bezig zijn. Of er is sprake van paradoxen: interventies vergroten het probleem in plaats van het op te lossen. We lopen vast maar we weten niet goed hoe en waarom. Alles wat we doen lijkt op een herhaling van zetten: veel beweging op het bord maar geen wezenlijke verandering.

Dergelijke vraagstukken hebben in de filosofie veel aandacht gekregen. Lupasco pleit voor een derde domein. Hij heeft kritiek op het denken in polariteiten en stelt dat we die tegenstelling moeten overstijgen. Dat kan enkel door uit de tegenstelling te treden en dat veronderstelt een derde domein. Je zou kunnen stellen dat als je blijft hangen in de ruimte tussen polariteiten, je slechts tot compromissen kunt komen tussen twee uitersten. Nodig is dat we de overgang maken naar een hoger niveau van realiteit. Op dat niveau kunnen we ons losmaken van de tegenstelling en tot nieuwe verbindingen komen tussen wat we nu als gescheiden beschouwen. Bij Lenoir en Dufour is de gedachte terug te vinden dat we een beroep op ons voorstellingsvermogen moeten doen om dat hogere niveau te vinden. Dat betekent dat we ons moeten ontworstelen aan de rede die thans ons denken domineert. We moeten ons bewustzijn verruimen omdat de rede beperkend werkt. Er is een werkelijkheid die zich niet laat omvatten in een context van rationaliteit. Die werkelijkheid hebben we te makkelijk buitengesloten, overtuigd als we waren van het uitgangspunt dat alleen rationeel denken ons verder zou kunnen brengen. We verloren het zicht op het irrationele en op het onlogische omdat daar binnen ons betekeniskader met op rationaliteit gebaseerde begrippen geen plaats voor was. We kunnen ook stellen dat er binnen dat derde domein sprake is van een rijker en uitgebreider begrip van rationaliteit. Naast ratio is er plaats voor het literaire en voor mystiek. Op organisatorisch niveau gaat het dan niet enkel meer om een rationele toedeling van bevoegdheden en om logische vormen van planning maar er komt binnen managementbenaderingen ruimte voor een begrip als inspiratie. Die laat zich niet op gebruikelijke wijze organiseren. Sterker nog, bureaucratisch denken staat eerder op gespannen voet met inspiratie. Door de stap te zetten naar een hoger realiteitsniveau kunnen we zicht krijgen op verbindingen tussen wat nu onverenigbaar lijkt. Maar ook de aard van verbindingen kan geheel anders zijn. Het zweverige blijkt werking te hebben en zelfs zodanig sterk dat het in staat stelt ons rationeel denken te overstijgen.

Die benadering heeft ook ingrijpende gevolgen op wetenschappelijk gebied. Morin stelt dat de splitsing in disciplines ons hindert om tot inzicht te komen in de werkelijkheid. De werkelijkheid is niet gesplitst maar wij zijn het zelf die door afzonderlijke disciplinaire brillen de werkelijkheid benaderen. Volgens Morin leren we de werkelijkheid pas kennen door oog te hebben voor het geheel, zowel voor het verbindende als voor wat splijtend en onderscheidend werkt. Anders dringen we niet door tot het wezen van de werkelijkheid. Dan blijft de werkelijkheid complex. Een multidisciplinaire benadering zal ons niet helpen. Dan blijven we binnen disciplinaire kaders zitten. In zijn boek Autocritique beschrijft Morin dat ideeën nodig zijn maar dat ideeën ook bezit van ons kunnen nemen. Hij komt tot die opvatting naar aanleiding van een kritische beschouwing van het communisme maar zijn visie is veel breder toepasbaar dan enkel op totalitaire regimes. We zagen in Deel I dat de macht van de overheid in wezen is dat die definities dwingend kan opleggen. Daarmee wordt de ontwerpruimte, de ruimte voor ideeën, ingeperkt tot voorstellen die binnen het formele betekeniskader passen. De energie wordt dan gericht op reproductie. Systemen herhalen zichzelf. Er is sprake van autopoësis. Dat begrip neemt een belangrijke plaats in in de systeemtheorie van Niklas Luhmann.

De stap naar transdisciplinair denken is aan de orde. Disciplinaire onderzoekmethoden stellen ons niet in staat de ruimte tussen de disciplines te verkennen. Er is een werkelijkheid die dan buiten zicht blijft omdat die bij disciplinair onderzoek niet oplicht. De logica van disciplinair denken heeftons veel kennis opgeleverd maar om verder te komen hebben we nieuwe begrippen nodig die zich niet logisch tot elkaar verhouden. Met de begrippen van de lineaire fysica was het nu eenmaal niet mogelijk een kwantumtheorie te construeren. Door de werkelijkheid tegemoet te treden vanuit een perspectief van beheersbaarheid is het lastig zicht te krijgen op het onbeheersbare. Aan Morin wordt de uitspraak toegeschreven dat juist in het onbeheersbare, op de rand van de waanzin, juist in het onzekere en ongewisse, de kiem ligt van onderzoek, ontdekking en creatie.’

Complementariteit

Het begrip complementariteit staat op gespannen voet met splitsend denken. Complementariteit veronderstelt niet alleen dat er een relatie is tussen twee verschillende posities maar dat die posities onderling aan elkaar zijn gekluisterd. In termen van de context van dit artikel: het geordende kan niet bestaan zonder het ongeordende. Ze presenteren zich als tegenstrijdig maar die tegenstrijdigheid is een door onszelf geconstrueerde tegenstrijdigheid. Ze horen bij elkaar en vormen samen de werkelijkheid. Het geordende kan bestaan dankzij het ongeordende. Het ongeordende kan er zijn vanwege het bestaan van het geordende. Het omgekeerde geldt ook. Ordening geeft het ongeordende bestaansrecht.

Dat is een vreemde voorstelling van zaken. Objecten staan niet op zichzelf maar zijn onderling verbonden. Dat is een zienswijze die erg afwijkt van hoe de werkelijkheid binnen het beleid wordt benaderd. We hechten aan precieze definities. De werkelijkheid wordt omschreven zoals die “is”. Objecten zijn zelfstandig te duiden, als op zichzelf staand. Dat besef staat centraal in onze ordeningen. We definiëren de werkelijkheid. Dat doen we in beleid maar bijvoorbeeld ook in de wetenschap. Bij de start van het onderzoek definiëren we begrippen. We willen met behulp van die begrippen de werkelijkheid meetbaar maken. Dat is nodig om tot eenduidige conclusies te kunnen komen. Relaties leggen tussen objecten maakt het lastiger de werkelijkheid te onderzoeken met als doel tot eenduidige en onomstreden conclusies te komen. Het betekent een fundamentele omslag.

We kunnen dat verhelderen met behulp van het begrip complementariteit uit de kwantumtheorie. In de kwantumtheorie neemt het besef een belangrijke plaats in dat materie zich kan presenteren als zowel stof als golf. Er is sprake van verschillende eigenschappen die echter onderling vervlochten zijn. Zowel een deeltjesbenadering als een golfbenadering schieten te kort om het wezen van materie te begrijpen. We kunnen de eigenschappen onderscheiden maar niet scheiden.

Elders schiep ik het beeld dat de werkelijkheid kan worden opgevat als een dynamische ruimte waarin betekeniskaders en daaronder vallende betekenissen vrijelijk bewegen. Objecten (situaties, gebeurtenissen maar ook definities en opvattingen) zijn geconstrueerd doordat we er betekenis aan hebben toegekend. Ze worden zo tevens dragers van energie. Ze hebben zowel een inhoudelijke component maar zijn ook drager van energie. Naarmate betekenissen breder worden gedeeld worden ze belangrijker en kunnen ze meer werking krijgen. De pers speelt daarin een belangrijke rol. Door publiciteit kan een incident energie aantrekken. Dat kan leiden tot zichzelf versterkende processen. Een opvallende uitspraak in een praatprogramma kan de volgende dag het nieuws beheersen.

Ordening als oorzaak van chaos

Passen we dat toe op onze ordeningen dan kunnen we weliswaar ordening en chaos onderscheiden maar we kunnen ze niet scheiden. Ze zijn aan elkaar gekoppeld. De chaos kan niet worden begrepen zonder de ordening en omgekeerd. Juist door ordening ontstaat en bestaat chaos. Ordening is de referentie voor het duiden van chaos. Ze produceren elkaar als het ware. Chaos en ordening zijn aan elkaar gekoppeld. Het ene kan niet zonder het andere. Chaos is chaos dankzij de ordening. Zonder ordening geen chaos. En omgekeerd kan het geordende niet bestaan zonder het ongeordende. Het geordende ontleent zijn betekenis en identiteit aan het bestaan van het ongeordende. Zonder chaos is orde een leeg begrip. Het wezen van het geordende kan slechts worden begrepen vanuit de aanwezigheid van het ongeordende. Beide hangen dus samen. Door orde en chaos te splitsen zonderen we het ongeordende af en doen wij dus geen recht aan de werkelijkheid. Het geordende kan slechts zichtbaar worden dankzij het ongeordende. Zo beschouwd kunnen we het geordende pas begrijpen door zicht op en inzicht in het ongeordende. Tegenstellingen overbruggen dus in plaats van tegenstellend te blijven denken en handelen.

Er is dan sprake van twee systemen die elkaar uitsluiten maar zonder elkaar niet kunnen bestaan. Handelen in strijd met de wet is niet denkbaar zonder wetten. Overtredingen van de wet veronderstellen een wet en bevestigen het bestaan ervan, juist door ermee in strijd te handelen. Het conflict veronderstelt tegenstellingen. Verschillen zijn altijd verschillen tussen objecten of standpunten. Het maakt de vraag interessant naar wat er gebeurd op het grensvlak tussen strijdigheden. Analytisch zijn er verschillende posities denkbaar. Zo kunnen systemen los van elkaar bestaan. Er zijn weliswaar strijdigheden maar er vinden geen botsingen plaats. Als er al sprake is van een relatie, dan wordt die gekenmerkt door onverschilligheid en wederzijds betekenisloosheid. Ook is denkbaar dat er sprake is van onderlinge afhankelijkheid. Voor het voortbestaan moet men zich tot elkaar verhouden. Dan kan er sprake zijn van dominantie van het ene systeem boven het andere of van gelijkheid. In het laatste geval zijn interacties mogelijk als die de instemming hebben van beide partijen. Dominantie heeft als uiterste vorm dat er sprake is van absorptie, van overname. Het afhankelijke systeem wordt subsysteem binnen het dominante systeem. Of er vindt assimilatie plaats. Er komen min of meer dwingende koppelingen. Een derde mogelijkheid is ontkenning. Het dominante systeem kan het zich permitteren het andere systeem te ontkennen en/of te verbieden.

De spanning tussen landbouw en natuur als voorbeeld.

Er is nauwelijks een sector waarin de rationalisatie zover is doorgevoerd als in de landbouw. Dat heeft geleid tot een indrukwekkende stijging van de productiviteit. Die was mogelijk omdat ons economisch systeem is gebaseerd op een beperkt begrip van wat we onder economisch verstaan. Zo zijn externe effectenlange tijd afgewenteld. Ze maakten geen deel uit van het economisch systeem. Negatieve effecten naar de omgeving vormden geen onderdeel van de kostprijs. Ze waren weliswaar maatschappelijk van betekenis maar er was sprake van afwenteling zonder dat er een prijskaartje aan hing. Ze waren (en zijn nog steeds) voor een belangrijk deel) in economisch opzicht betekenisloos. Economisch behoren ze tot de chaos. De negatieve effecten zijn er wel maar binnen ons economisch systeem kennen ze geen waarde. Die situatie was natuurlijk niet vol te houden en er kwam steeds meer maatschappelijk verzet. Dat leidde tot steeds intensiever ingrijpen van de overheid. De overheid kreeg de functie van een permanente en noodzakelijke reparateur van een gebrekkig economisch systeem waarin winst kon worden genaakt, voor een belangrijk deel  dankzij de afwenteling van ongunstige externe effecten. Zo beschouwd was de afwenteling naar de wereld buiten de economie, de chaos dus in economisch opzicht,  nodig om tot economisch grote prestaties te komen. De chaos als noodzakelijke conditie om het systeem in stand te kunnen houden. Een complementaire relatie dus. Zou afwenteling niet langer worden geaccepteerd of zou de landbouw worden gedwongen tot volledige compensatie van negatieve effecten, dan zou er naar verwachting van een economisch sterke landbouw weinig overblijven. Zo beschouwd biedt de landbouw een aardig voorbeeld van wat er gebeurt wanneer de nadruk eenzijdig op rationalisatie komt te liggen. En dus ook een treffend voorbeeld dat aan het denken zou kunnen c.q. moeten zetten over de nadelen van de moderniteit. Heel treffend komt dat ook tot uitdrukking binnen de huidige landbouwpolitiek waarin maatregelen om de uitstoot te beperken noodzakelijk worden geacht maar vanuit de landbouwsector wordt daar tegen in gebracht dat dergelijke maatregelen wel economisch moeten kunnen worden gedragen. Die reactie is logisch maar illustreert tegelijkertijd indringend de spanning tussen de beide functies van de landbouw: een economisch georiënteerde voedselproductie en een beheer van het platteland dat een ecologische in plaats van een economische invalshoek vraagt. Dat leidt tot scheiding tussen beide functies, bijvoorbeeld door landbouwgebieden aan te wijzen en natuurgebieden wat haaks staat op de onlosmakelijke verbodenheid tussen beide functies. We hebben die functies dan niet alleen onderscheiden maar ook gescheiden.

In plaats daarvan is kan aan de orde zijn tot gezamenlijkheid te komen. Dat veronderstelt de constructie van een nieuw betekeniskader. Door de tegengestelde posities te overstijgen kan ruimte ontstaan voor nieuwe ontwerpen. Een dergelijke ambitie veronderstelt een ontwerpruimte die niet wordt ingeperkt door bestaande begrippen. Er is denk- en ontwerpruimte nodig buiten bestaande instituties omdat men anders is voorgeprogrammeerd op herhaling van het verleden en elkaar dwingt tot instandhouding van onoplosbare tegenstellingen. Overeenstemming heeft dan het karakter van compromissen die de onderliggende spanningen niet oplossen maar hooguit draaglijk maken. In plaats daarvan is aan de orde  om een tegenstellingen overbruggend perspectief te construeren. Een benadering dus die aansluit bij het ternaire denken van Lupasco. In het voorbeeld betekent dat een ontwerp van voedselproductie die tevens een goed beheer van het platteland mogelijk maakt. Dat vraagt andere begrippen en andere instituties. Daar zijn vrijdenkers voor nodig die zich los kunnen maken van de geldende kaders.

En nu?

Op basis van het voorgaande is thans de vraag aan de orde hoe we een dergelijke benadering handen en voeten zouden kunnen geven. Wat moeten we ons voorstellen bij een derde domein en bij het verkennen van het buitengeslotene? Hoe kunnen we tot verbindingen komen tussen wat we nu als tegenstellend ervaren en waar we nu nog de begrippen voor missen? In Deel III gaan we op deze vragen in.


Literatuur

Brenner, Joseph, Logic in Reality, Springer Science, 2008

Brenner, Joseph, The philosophical logic of Stéphane Lupasco (1900–1988), 2010

Deleuze, Gilles, Guattari, Felix, A Thousand Plateaus, Bloomsburry Publishing Plc, 2013

Dufour, Dany-Robert, The art of shrinking heads, Polity Press,

Nicolescu, Basarab, Methodology of Transdisciplinarity – Levels of Reality, Logic of the Included Middle and Complexity,  in: Transdisciplinary Journal of Engineering & Science  Vol: 1, No:1, december, 2010, pp.19-38

Seidl, David, Luhmann’s theory of autopoietic social systems, Münchner betriebswirtschaftliche Beiträge, Munich Business Research, 2004-2

Wagemans, Mathieu, Van een definiërend naar een energetisch wereldbeeld: begrippen en feiten als dragers van energie, Deel 1: Nieuw beleid past niet in bestaande kaders en vraagt een ander perspectief, in Civis Mundi Digitaal #91

Wagemans, Mathieu, Een oceaan van betekenisloosheid, Een kritische analyse van beleid, politiek en wetenschap met een verwijzing naar de filosofie van Michel Serres, Digitalis, 2016


Mathieu Wagemans werkte 40 jaar binnen het Ministerie van Landbouw en hield zich o.a. bezig met nationaal en internationaal visserijbeleid, landbouwvoorlichting, milieubeleid en planologisch beleid. De laatste 10 jaar was hij werkzaam bij InnovatieNetwerk met aandacht voor institutionele aspecten rond systeemvernieuwing. Hij promoveerde in 1987 over ambtelijke oppositie binnen het Ministerie. Voor de Wereldbank en de FAO vervulde hij missies naar landen in transitie (o.a. Rusland, China, Vietnam, Moldavië) met de nadruk op herschikkingen binnen overheidsinstellingen (Ministeries, kennisinstellingen). Daarnaast is hij ruim 35 jaar actief in de gemeentepolitiek, thans als raadslid voor de lokale partij Ronduit Open in Leudal. Hij heeft een bijzondere belangstelling voor vragen rond rationaliteit: de spanning tussen de theorie en de praktijk. Hij beheert de site: www.ontganiseren.nl


Download deel 2 als pdf: Orde en chaos als complementaire relatie