De Nederlandse landbouw: een imposant drama

 

Landbouw in Nederland is een uiterst intrigerende sector. Intrigerend, enerzijds omdat deze sector zich exclusiviteit aanmeet als dé voedselproducent van Nederland. Anderzijds omdat deze sector nadrukkelijk en overtuigend in verband gebracht wordt met overmatige belasting van het klimaat.
Die overmatige belasting van het klimaat is een gevolg van stormachtige ontwikkeling van productiemethoden. Die opmerkelijke vooruitgang leidt binnen de sector tot trots en tot zelfgenoegzaamheid. Buiten de sector wordt in toenemende mate kritisch gekeken naar de ongeremdheid binnen de sector. Heikele punten worden vooruitgeschoven. De techniek van overmorgen zal de problemen van nu oplossen, zo is de overtuiging.
De vraag dringt zich op of de landbouw in Nederland voldoende trouw is aan het destijds uitgesproken ‘nooit meer honger in Nederland’?
Onderstaand wordt aangetoond dat de Nederlandse landbouw die trouw reeds lang uit het oog is verloren en de verbinding met ‘burgers en buitenlui’ heeft geofferd op het altaar van groei en nog eens groei. Met als neveneffect de gedwongen bedrijfsbeëindiging van veel boeren omdat zij de ratrace niet kunnen volhouden

  1. Aanleiding in drievoud

Op 8 augustus jl. publiceerde het VN-Klimaatpanel IPCC een rapport over de wijze waarop we het land gebruiken met bijzondere aandacht voor de landbouw. De voortgaande intensivering zou het productievermogen van de grond uitputten. Er is sprake van roofbouw. Dergelijke conclusies kunnen gemakkelijk als schokkend worden ervaren voor ieder die de Nederlandse landbouwpraktijk vol trots een voorbeeld noemt voor de rest van de wereld. Aanleiding dus om nader die verschillen tussen twee totaal afwijkende visies te onderzoeken. Hoe kan het succes tegelijkertijd als drama worden geduid?

De Raad van State deed op 29 mei jl. (in navolging van het Europees Hof) de uitspraak dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet langer als basis voor toestemming voor activiteiten mag worden ingezet. Kern van het PAS? Vooruitlopend op toekomstig te verwachten positieve gevolgen van maatregelen voor beschermde natuurgebieden, alvast toestemming geven voor activiteiten die schadelijk zijn voor die gebieden. PAS? Een ‘uitvinding’ van de boerenlobby om toch maar de landbouw ruimte te bieden om groei en nog eens groei mogelijk te maken. Deze recente uitspraak heeft duidelijk gemaakt dat de sector én de Rijksoverheid zich bedienden van drogredenaties en dus letterlijk en figuurlijk over de schreef gingen. Het gevolg: om de boeren te dienen zit Nederland op slot wegens het stikstofvraagstuk. Zo zullen talloze woningbouwprojecten niet kunnen doorgaan. Zo zullen talloze verbeteringen in de infrastructuur geen doorgang kunnen vinden.  

Trouw berichtte op 18 november 2018 dat Minister Schouten maatregelen neemt om zelfdoding onder boeren tegen te gaan. Niemand zal de wenselijkheid van dergelijke maatregelen willen ontkennen maar, hoe noodzakelijk ook, dergelijke maatregelen nemen de kennelijke aanleidingen voor suïcide niet weg.
Het is de hoogste tijd de werkelijke problematiek van een sector te benoemen. De agro-sector wordt geconfronteerd met een structureel en fundamenteel onvermogen met bestuurders en politici in de hoofdrol en boeren in een bijrol.

2    Zeven betwistbare claims

Wereldwijd wordt de Nederlandse landbouw geprezen als een voorbeeld van indrukwekkende modernisering. Gewezen wordt op de enorme stijging van de productiviteit.
Al die successen kunnen niet verbloemen dat de sector zich in een crisis bevindt. Denk bijvoorbeeld aan de verandering van het platteland waar kleinschaligheid en variatie plaats hebben moeten maken voor grote percelen, rechte wegen en monoculturen. Of aan de veehouderij waarin welzijn van dieren moest wijken voor economisch gewin en uitstoot van ammoniak en fijnstof de leefomgeving heeft aangetast.
Ook kan gewezen worden op het marktsysteem waarin de producent van oudsher een zwakke positie heeft en een betrekkelijk kleine groep van verwerkers en supermarktketens de dienst uitmaakt.
Juist die combinatie van ingrijpende modernisering én verstrekkende ontwikkelingen maakt dat landbouw een interessant studieobject vormt met als onderwerp: wat zijn de faalfactoren die verantwoordelijk zijn voor de crisis waarin landbouw zich bevindt? Of, anders geformuleerd, hoe kon het gebeuren dat succes een probleem werd?

2.1          Boeren zijn ondernemers

De agro-sector afficheert zich graag als krachtige economische sector. De boer is ondernemer en gezamenlijk blijken zij tot veel in staat. Niet voor niets staat de Nederlandse landbouw wereldwijd te boek als uiterst efficiënt. Het ondernemerschap wordt alom geprezen. Tegelijkertijd ziet de agro-sector het verdienmodel als probleem omdat boeren een zwakke positie hebben in de keten. Desondanks toont men zich trots dat de Nederlandse landbouw ergens voor staat en zichzelf kan bedruipen.
Zichzelf bedruipen? Als er één bedrijfstak is die overloopt van subsidie dan is het wel de agro-sector. In de agro-sector betekent ondernemen vooral ook slim gebruik maken van subsidiemogelijkheden. De sector baadt zich in een zee aan subsidie- en fiscale faciliteiten. Niet in het minst gepropageerd door de EU waarin landbouwsubsidies goed zijn voor ruim 40% (dwz >50 miljard € van de totale begroting), met Frankrijk als grootste afnemer.
In Nederland is bijna 500 miljoen € vrijgemaakt voor allerlei vormen compensatie en stimulering. Critici van het subsidiebeleid spreken over het feodale karakter van subsidiestromen omdat ook nog eens duidelijk wordt dat de grote jongens het meeste incasseren.
Om ondersteuning vragen als de temperatuur oploopt? Om ondersteuning vragen als er sprake is van een natte zomer? Hoezo ondernemer? Kortom, op de claim van economisch succesvol en onafhankelijkheid valt wel het een en ander af te dingen.

In gelijke zin valt er het nodige af te dingen op de claim dat de Nederlandse landbouw een opmerkelijke bijdrage levert aan de export. Die export wordt allerwegen geroemd. Economisch gesproken een juist argument. Na de VS is Nederland de tweede exporteur van agro-producten. De omvang van de Nederlandse export? Bijna 92 miljard €! Bepaald indrukwekkend.
Wat echter nooit aan bod komt: de daarmee samenhangende import van bijvoorbeeld voedingsingrediënten (o.a. soja). De import die voorafgaat aan die indrukwekkende exportpositie beloopt bijna 62 miljard €1. Imposant? Wat evenmin aan de orde komt zijn de effecten ervan in de exporterende landen. Denk aan vernietiging van natuurwaarden, verlies aan biodiversiteit en aantasting van leefmilieu. Een maatschappelijke kosten-baten-analyse met daarin effecten in zowel Nederland als in landen waar we de grondstoffen vandaan halen, zal een ontnuchterend beeld scheppen met betrekking tot het succes van de export. En hoe zou een dergelijke analyse van de Nederlandse landbouw als geheel eruitzien?

2.2          De Nederlandse agrarische sector is duurzaam. Naïviteit of gespeelde naïviteit?

De Nederlandse agro-sector claimt duurzaam te zijn. Grote twijfel hierover is gerechtvaardigd.
Jarenlang is de landbouw nauwelijks iets in de weg gelegd. Door intensieve landbouw werd de natuur aangetast. Omvangrijke bodem- en watervervuiling? Dat werd als logische consequentie aanvaard. Biodiversiteit wordt aangetast. Inderdaad, je kunt niet alles hebben! We hebben te maken met een landbouw die het herstelvermogen van natuur en milieu overvraagt.
Al tientallen jaren zijn de milieueffecten bekend maar maatregelen stuitten op een muur van verzet in de politieke arena. De wil om doeltreffend op te treden en paal en perk te stellen aan milieuvervuiling wordt gemaskeerd door hoog in te zetten op innovaties. De pot met subsidiegelden werd nog eens extra gevuld. De omslag naar duurzaamheid wordt heftig bepleit, maar de spanning tussen efficiënte voedselproductie en zorgvuldig beheer van het platteland is nog steeds niet opgelost. Integendeel, telkens weer stuiten voorstellen op verzet wanneer die kostenverhogend of opbrengstverlagend werken. De economie heeft het laatste woord en regeert over duurzaamheid met overigens alle waardering voor boeren die wel bewust proberen hun bedrijf duurzaam te maken, ook als dat geld kost.

Daar komt bij dat voorstellen die worden gepresenteerd als bijdrage aan een duurzame landbouw in hun tegendeel kunnen verkeren. Neem de zogenoemde mestvergisters.
Een oplossing voor het mestvraagstuk werd gezocht in het oprichten van mestvergisters. De zogenoemde mono-mestvergisters blijken volstrekt niet rendabel en zeker geen bijdragen leveren aan het nieuwe geloof ‘duurzaamheid’.
Een nieuw variant werd bedacht: mest vergisten onder toevoeging van zogenoemde co-substraten. Deze installaties leveren inderdaad energie. Daarom tooit de agro-sector zich met de term duurzaam. Is het daadwerkelijk duurzaam? Geen enkel bewijs wordt geleverd. Vaststaat dat ook dit soort oplossingen slechts kan draaien, inderdaad, zwaar gesubsidieerd.
Bijkomend probleem (1): autoriteiten belast met handhaving hebben volstrekt geen zicht op wat zich via vergisting op basis van co-substraten daadwerkelijk afspeelt. Mestvergisting is een vorm van proces-industrie geworden. In de dagelijkse praktijk fungeert zo’n mestvergister als ‘allesbrander’. Met alle gevolgen voor onbekende hoeveelheden emissies die op hun beurt weer milieubelastend zijn.

Bijkomend probleem (2): de aanvoer van co-substraten en de voortbrenging ervan is strikt genomen ook milieubelastend. Hierover wordt nimmer gesproken! Vervolgens: wat er gebeurt met de slakken (restbestanddeel van vergisting)? Dat blijft een raadsel, of wordt dat gewoon uitgereden? Kortom: wat wordt gepresenteerd als oplossing lijkt het probleem verder te vergroten.

Of neem nieuwe technieken: beleidsmakers stralen een groot vertrouwen uit in nog te ontwikkelen technieken. Technologie en schaalvergroting hebben weliswaar problemen veroorzaakt maar er heerst een heilig geloof dat technologie opnieuw in staat zal zijn die nieuwe problemen op te lossen. Immers, eens zal het probleem van mest opgelost worden. Dat heilig vertrouwen wordt al direct gelogenstraft als zogenoemde luchtwassers op de korrel worden genomen. Luchtwassers voldoen volstrekt niet aan de afgegeven specificaties. De vergelijking met ‘sjoemelsoftware voor autos’s met dieselmotor’ dringt zich op. Kortom: luchtwassers bedoeld om geuremissies te beperken voldoen niet. Wie is het kind van de rekening? De omgeving! Klachten over negatieve effecten op de gezondheid van omwonenden worden terzijde geschoven: zolang effecten niet overtuigend en op basis van herhaald onderzoek zijn aangetoond, hoeven we er geen rekening mee te houden. Hoezo duurzaam? Hoezo voorzorgsprincipe?

Neem de opvattingen over circulaire bedrijfsvoering:
Als de intensieve veeteelt nu eens erin slaagt om een circulaire economie te realiseren dan komt alles dik voor elkaar. Te zijner tijd is het probleem van mest opgelost. Opvallend naïef. Waar de overige industrie in Europa volgens EU-wetgeving, prestaties moet declareren op basis van bestaande scenario’s en bestaande reguliere technieken, mocht de landbouw in Nederland dat kennelijk wel. Althans tot dusver!
De bodem in Nederland kan niet nog meer mest verdragen.
Bovendien: om de veestapel te kunnen voeden zijn aanzienlijke importen nodig. Daarmede staat vast dat de ‘circulaire gedachte’ geprojecteerd op intensieve veeteelt nooit gehaald kan worden. De som is heel eenvoudig te maken:

±50% van het veevoer wordt geïmporteerd

±80% van het product wordt geëxporteerd

±20% van het product is bestemd voor binnenlands gebruik

Die 20% draagt dan de naam ‘ons voedsel’. 100% van de bijverschijnselen (mest, verontreiniging etc.) blijft in Nederland. De effecten ervan worden afgewenteld op de gemeenschap. Het principe dat de vervuiler moet betalen is tot op heden onbespreekbaar.

2.3          De Nederlandse agrarische sector is innovatief

De Nederlandse agrarische sector is innovatief? Ja en neen!
In technologisch opzicht zeker. Research en technologie creëerden innovaties met als gevolg: modernisering. De technologie echter nam de regie over. Technologie werd ingeschakeld als instrument maar heeft gaandeweg de regie overgenomen. De landbouw werd ervan afhankelijk. Boeren hebben geen keuze. Het is meedoen aan de race óf uitstappen. Stilstand is achteruitgang.
Het platteland moest worden aangepast aan eisen die de technologie stelde.  Technologie veroorzaakte problemen, niettemin wordt gemeend dat nieuwe technologie ook die zal oplossen. De prijs daarvoor: nog verdere schaalvergroting en eenvormigheid. In maatschappelijk opzicht bepaald niet innovatief.
Zolang wordt vastgehouden aan de dominantie van technologie in combinatie met economische wetten, verwordt het systeem een ‘race to the bottom’. Dan gaan reflexen, die per definitie behoudend zijn, meespelen. Wat blijkt?
De Nederlandse agro-sector levert heftige en langdurige gevechten op prijs met het buitenland. Een gebed zonder einde. Het antwoord van de agro-sector? Schaalvergroting. Nog grotere stallen, nog grotere aantallen vee op één locatie. De agro-sector gaat er expliciet vanuit dat bestemmingsplannen kunnen worden opgerekt, dat wil zeggen in overeenstemming kunnen worden gebracht worden met de wens tot schaalvergroting. Antwoorden op de problemen qua verontreiniging van bodem, lucht, grondwater en oppervlaktewater blijven uit. Evenals antwoorden op de vermindering van humane en animale leefomstandigheden.

2.4         De Nederlandse agrarische sector is transparant

Daarop valt het nodige af te dingen. Hoe thans ‘ons voedsel’ wordt geproduceerd is vooral het gevolg van processen binnen de landbouw zelf. Burgers hebben het zicht erop verloren en realiseren zich niet wat er gaande is in de productieketen.
Open dagen worden georganiseerd om burgers weer vertrouwd te maken met het boerenbedrijf en voedselproductie. De sector erkent daarmede dat de band met burgers hersteld moet worden.

Al die communicatieve inspanningen kunnen niet verhullen dat er sprake is van een toenemende spanning. Voorbeelden van die spanning benoemd uit het oogpunt van:
– verstoord evenwicht tussen omwonenden en de agro-sector
– verstoord evenwicht tussen economie en ecologische waarden (wat betekent duurzaamheid?)
– ethiek (dierenwelzijn, landbouw als roofbouw)
– kennelijke onuitroeibaarheid van o.a. mestfraude
– subsidieverslaving van de agro-sector
– immense hoeveelheid regels om de agro-sector te beteugelen (hoge handhavingskosten)
– communicatie. Wie het waagt vragen te stellen wordt weggezet als ‘weer iemand die het niet begrijpt’

Nederland? De eenzame kampioen productiviteitsverbetering tegen de prijs van een vervuild achterland? De Nederlandse agro-sector ziet in de verwoede gevechten om de prijs van het product, slechts één oplossing: schaalvergroting. De daarmede samenhangende verbeteringen, bijvoorbeeld in het beperken van emissies (niet slechts fijnstof, methaan en ammoniak!) zijn bespreekbaar mits de daarmede samenhangende kosten kunnen worden terugverdiend. Daarmee ontstaat een cirkelredenatie en tegelijkertijd een knevelen van de omgeving.
De cirkelredenatie: verwikkeld zijn in een prijsoorlog, opschalen als antwoord, emissieproblemen oplossen kan slechts wanneer de marktprijs dat mogelijk maakt.
Knevelen van de omgeving: accepteer schaalvergroting want anders kan de agro-sector de toename van de emissies etc. niet voorkomen.
Communicatie tussen de agro-sector en maatschappij krijgt daardoor het karakter van een botsing van onverenigbare standpunten. Die spanning lijkt alleen maar toe te nemen. Verhoudingen verharden.

2.5          Gezinsbedrijven vormen de basis van de Nederlandse landbouw

Gestaag neemt de boerenstand af. Dat proces is reeds jaren gaande. Vaak wordt de verklaring daarvoor gezocht in de verstikkende regels die worden opgelegd aan de agro-sector.
In 1950 waren er 410.000 agrarische bedrijven, momenteel zijn daarvan nog circa 55.000 bedrijven van over.
Ruim de helft van de totale oppervlakte in heel Nederland is in gebruik bij de landbouw (1,8 miljoen ha.).
Qua financiering was de boerenstand in het verleden aangewezen op de ‘agrarische bank’. De Rabobank is inmiddels bewust minder dominant aanwezig in de agro-sector. Andere partijen zoals grote veevoerproducenten zijn in dat gat gesprongen. Het adagium van die veevoerproducenten is meer omzet. Helaas voor de boerenstand is hierdoor een ongewenste binding ontstaan in de vorm van gedwongen winkelnering.
Permanente schaalvergroting is een proces zonder einde. Vooruitgang betekent meegaan en nieuwe investeringen aangaan in een markt waarin het verdienmodel onder druk staat. Gezinsbedrijven worden weggedrukt. Het vrije ‘boeren’ is ingesnoerd geraakt en de betrokkenheid bij ‘ons voedsel’ is compleet geërodeerd. Boer zijn is veel meer dan enkel een economische activiteit?
‘Ons voedsel’, dat is een term die de agro-sector maar al te graag bezigt. In feite is het een schaamlap om te verhullen dat ‘boeren’ er niet meer toe doet. Het nieuwe ‘boeren’ is een agro-industrie geworden! De prijs daarvoor is niet alleen ecologisch maar ook sociaal-cultureel van aard. Van oudsher was de landbouw geïntegreerd in de plattelandssamenleving. De landbouw zorgde voor cohesie. Landbouw als essentieel onderdeel van de cultuur. Voedselproductie als ontmoeting en interactie met de omgeving.
Verkleining van de boerenstand is zo beschouwd zowel in sociologisch als in ecologisch opzicht een ongewenste situatie. Sociologisch omdat de aanwezigheid van een boerenstand historisch gesproken een noodzaak is. Ecologisch, omdat het verdwijnen van agrarische bedrijven vrij gemakkelijk leidt tot schaalvergroting door ‘grote jongens’.

2.6         De Nederlandse overheid frustreert ontwikkelingsmogelijkheden door ingewikkelde regels

Kern van het vraagstuk rond de Nederlandse landbouw is het gebrek aan zelfcorrectie. De agro-sector heeft zich vastgeklonken aan een productiemodel dat achterhaald is. Vervolgens mist de sector het voorstellingsvermogen ‘buiten kaders te denken’. Zo herhaalt het verleden zich en wordt verzuimd de toekomst te ontwerpen. Modernisering heeft plaatsgevonden binnen een beperkt wereldbeeld.
De agro-sector postuleert ‘it’s the economy, stupid’. Van daaruit is het vrij eenvoudig om als agro-sector argwanend te kijken naar de overheid die almaar dingen bedenkt die het lastig maken voor de ondernemer.
Voor de ondernemer in de agro-sector is het lonend om:
– natuur en milieu te veronachtzamen
– regelgeving te vermijden c.q. te ontlopen- onterechte claims te leggen
– uitzonderingen te bewerkstelligen door te lobbyen
– voorschotten te nemen op wijzigingen in bestemmingsplannen
– verantwoordelijkheid voor de meting van emissies bij handhavers te leggen
– gezondheidsrisico’s van omwonenden te bagatelliseren
– dierenwelzijn als een hobby van alternatieven te beschouwen

Omdat de landbouw met intrinsieke onevenwichtigheden kampt en het vermogen tot zelfcorrectie ontbreekt, moet de overheid telkens via regels trachten te voorkomen dat negatieve effecten van de agro-sector dominantie verwerven. Met als gevolg een wirwar van bepalingen en voorschriften. Die ontwikkeling leidt tot juridisering.
Voor de gewone burger vormt die juridisering een obstakel om een gelijkwaardige positie te behouden ten opzichte van de agro-ondernemer. Voor overheden impliceert die juridisering langdurige processen bij de totstandkoming van vergunningen. Voor diezelfde overheden levert die juridisering een groot probleem op in het kader van handhaven.
Vaste tegenwerping van de agro-sector bij alles wat mogelijk tot beperkingen leidt: wij worden afgeremd in onze ontwikkelruimte. Met daarbij de minzame knik ‘it’s not the community, stupid’.

2.7         De Nederlandse landbouw levert een belangrijke bijdrage aan het wereldvoedselvraagstuk

Bedoeld wordt het leveren van een bijdrage aan de verkleining van het wereldvoedselvraagstuk. Kijkend naar de landen waarheen het Nederlandse voedsel wordt geëxporteerd dan kan daarbij een vraagteken geplaatst worden. De export, direct samenhangend met voedselvoortbrenging, is voornamelijk gericht op Europese landen. Dat vormt dan ook de bulk van de zo geroemde agro-export. Kortom, bijdragen aan een oplossing van het wereldvoedselvraagstuk hoeft zeker niet in te houden dat die voedselproductie in Nederland plaatsvindt. Een andere benadering ligt veel meer voor de hand.
Wageningen University behoort tot de wereldtop. Met deze universiteit beschikt Nederland over hoogwaardige kennis om de voedselproductie te verhogen. Met deze kennis weet Nederland ook hoe dergelijke processen op gang moeten worden gebracht. Dat pleit ervoor om juist kennis te exporteren waarmee de voedselproductie in ontwikkelingslanden kan worden gestimuleerd en gemoderniseerd. Daarbij zou moeten worden geleerd van de eigen ervaringen in de afgelopen decennia met het proces van modernisering. In het kader van het wereldvoedselvraagstuk is deze kennis van oneindig veel meer betekenis dan de claim van de voedselproducerende agro-sector in Nederland.

3             Samengevat

In discussies in/met/tussen de agro-sector duiken telkenmale argumenten op in termen van claims. Welk argument gebruikt wordt hangt vaak samen met de herkomst van de gesprekspartner.
In boven beschreven zeven paragrafen is steeds een claim van de agro-sector aan de orde geweest.
Geconcludeerd moet worden dat de claims van de agro-sector veelal overtrokken tot zelfs onterecht zijn. Bedoelde claims maken het noodzakelijk om de agro-sector onder een vergrootglas te leggen.
Er is alle reden om die claims kritisch te beschouwen omdat onterechte claims bijdragen aan onzuivere beeldvorming. Die onzuivere beeldvorming ook wel ‘framing’ genoemd, staat een waarachtig en open maatschappelijk debat over de voedselproductie in de weg.
Het is urgent de werkelijke problemen onder ogen te zien en te benoemen!
De landbouw is een belangrijke drager van het platteland. Dat geldt zeker voor het grondgebruik. Maar tegelijkertijd heeft de landbouw zich ontwikkeld tot splijtzwam. De landbouw zorgde traditioneel voor cohesie maar is maatschappelijk vervreemd. Veroorzaakt door opeenvolging van crises, breed verspreidde regelovertreding. De belangrijkste factoren daarin: (1) het weigeren consequenties te verbinden aan de noodzaak zich tot de maatschappij te verhouden en (2) het blijven inzetten op schaalvergroting en kostprijsreductie.

4             Uitdagingen voor de agro-sector

Vaak is de landbouw in het verleden geprezen wegens de eensgezindheid en een krachtige organisatie. De invloed reikte ver. De agro-sector wist zich verzekerd van een ruime politieke steun. Er was sprake van een hecht bolwerk, ook wel aangeduid als ‘het groene front’. Politici maakten er onderdeel van uit.
Daar ging een geschiedenis aan vooraf. Na de IIe Wereldoorlog was het Sicco Mansholt die op basis van zijn uitspraak ‘nooit meer honger’ een enorme impuls heeft gegeven aan de groei van de agro-wereld en ook binnen de EU met voortvarendheid, nagenoeg ongehinderd, kon werken aan een bijna morbide omvang van de landbouwbegroting in vergelijking tot andere domeinen binnen de EU. In Nederland was het beleid gericht op de wederopbouw en herstel van de industrie. Voldoende en goedkoop voedsel maakte het mogelijk de lonen laag te houden wat vervolgens zou helpen om de concurrentiepositie op buitenlandse markten te versterken. Officieel heet het nu binnen de EU dat het wel een tandje minder mag.
Ook in Nederland dringt, weliswaar langzaam, het besef door dat het ‘tandje minder’ niet onverstandig zou zijn. Daarvoor is een viertal richtingen aan te geven.

4.1          Doorbreken van institutionele belemmeringen

In Nederland waande de agro-sector zich onaantastbaar door te wijzen op de inderdaad indrukwekkende productiviteitsverbeteringen en speelde al naar gelang de ‘tegenstander’ tamelijk gewiekst de meest passende claim uit, zonder in te gaan op de vele misstanden in de agro-sector.
Het roer moet om. Politieke partijen benadrukten in woorden een houding van rentmeesterschap maar lieten en laten zich in hun handelen leiden door sectorale belangenbehartiging. Daarmee zijn ze medeschuldig aan de problemen waarmee de agro-sector thans geconfronteerd wordt, ook al (of juist omdat) zij zich graag afficheren als hoeder van de landbouw.
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zou eens naar zijn mission statement moeten kijken en vervolgens helderheid verschaffen wat de aanpak van het wereldvoedselvraagstuk impliceert. Als dat impliceert dat de agro-sector in Nederland vooral moet doorgaan met vergroting en intensivering dan leidt dat tot nog meer roofbouw. Het ministerie zou zich meer moeten losmaken van het lobbycircuit. Anders ontstaat het risico dat ingrijpende veranderingen, hoe nodig ook, op stevige muren van verzet blijven stuiten. De paradox is dat het ontwerpen van nieuwe landbouwsystemen in een moderne en welvarende samenleving niet meer aan de landbouw zelf kan worden overgelaten. Er zijn te veel RIVD’s, Remmers In Vaste Dienst. Maar vooral zou het ministerie beter moeten nadenken over de vraag wat Nederland nodig heeft aan voedselvoorziening. Kennis exporteren is uitstekend. Opmerkelijk veel voedsel exporteren en het platteland en het milieu daarmee wurgen kan nooit de bedoeling zijn.

In het kort: Vaak is de landbouw in het verleden geprezen wegens de eensgezindheid en een krachtige organisatie. De invloed reikte ver. Politieke partijen benadrukten in woorden een houding van rentmeesterschap maar lieten zich in hun handelen leiden door sectorale belangenbehartiging. Daarmee zijn ze medeschuldig aan de problemen waarmee de landbouw thans wordt geconfronteerd. Die problemen worden georganiseerd in stand gehouden. De noodzakelijke vernieuwing wordt gefrustreerd. Die structuur moet worden doorbroken. Een maatschappelijk geaccepteerde en gerespecteerde positie van de landbouw kan eerder ondanks dan dankzij bestaande instituties worden bereikt.

4.2         Duurzame en inclusieve landbouw

De agro-sector moet inzetten op een betere integratie van de twee functies van de landbouw, namelijk voedselproductie en beheer van ‘common goods’ zoals natuur, landschap en welzijn.
Dat betekent dat boeren over tegenstellingen moeten durven stappen. Tegenstellingen die nu het debat domineren. De touwtrekkerij, die nu vaak de communicatie tussen landbouw- en natuurbelangen kenmerkt, moet worden vervangen door een context van gezamenlijkheid. Dat impliceert het zoeken van nieuwe verbindingen tussen domeinen die elkaar thans uitsluiten.
Boeren in deze transitie voorzien van extra middelen is wenselijk en nodig. Het is niet anders!
En voor wie hecht aan regels en afspraken, zal het een geruststelling zijn dat doorgaan op de huidige weg in strijd is met de Parijs-akkoorden.
In het kort: Integratie van voedselproductie en beheer van common goods zoals natuur, landschap, gezondheid, leefomgeving. Niet meer denken in tegenstellingen maar de verbinding zoeken.

4.3         Een nieuwe economische basis voor de landbouw

Het woord ‘verdienmodel’ veelgebruikt in de agro-sector, lijkt een eenduidige betekenis te hebben. Dat is zeker niet het geval kijkend naar de intensieve verhouding met omvangrijke subsidiëring van de agro-sector. Verdienmodel? Een nieuwe economische basis voor de landbouw is nodig.
Landbouw als voedselproducent tegen een zo laag mogelijke marktprijs dient een achterhaald principe te zijn. Daarmede is producent én de consument op het verkeerde been komen te staan. Nog los van de vraag of bij die lage marktprijs de kwaliteit nog goed is te noemen. Elke producent van goederen of voedsel dient zich te realiseren dat in de marktprijs componenten ingevoegd behoren te zijn die nu nog worden afgewenteld op de samenleving, welzijn, gezondheid, landschap flora en fauna.

In het huidige stelsel wordt de consument gesponsord door de overheid, de producent weet dat hij levert tegen nagenoeg de kostprijs en om daarin te kunnen volharden is ondersteuning gewenst. Een onzinnige constructie!
De relatie producent-consument vraagt verbetering, maar ook de keten producent-consument zal ingekort moeten worden. Het tweede doel wat daarmede wordt behaald is vergrote betrokkenheid bij het productieproces. Hoe voedsel wordt geproduceerd is ook een vorm van beschaving. Hoe kan vormgegeven worden aan een maatschappelijke ‘license-to-produce’? Wat moeten we ons voorstellen bij een economisch model dat duurzaamheid beloont en waarin aantasting van het milieu een kostenpost is?
De huidige, moderne landbouw is het resultaat van een langdurig proces van rationalisaties. Dat proces had tot gevolg dat alles wat in economisch opzicht niet interessant was, werd weggerationaliseerd. Daardoor heeft de landbouw aanzienlijke verliezen geboekt in de vorm van weggelekte zingeving. Boeren weten dat zelf het beste. Boeren beschouwen het beroep als veel meer dan een strikt economische activiteit. De uitdaging is om datgene wat binnen het huidige systeem kwetsbaar is onder economische druk, te benutten als bron van inspiratie voor vormgeving van duurzame landbouw. Duurzame landbouw waarin de economie (een duurzaam inkomen) randvoorwaarde is; een omkering van afhankelijkheden!

Landbouw kan op het vlak van zingeving (tegengaan van vervreemding die kenmerkend is voor de huidige samenleving), veel meer betekenen dan goedkoop zoveel mogelijk voedsel produceren. In dit verband is ‘zorglandbouw’ slechts een voorbeeld. Het ontwerpen en praktiseren van een postmoderne landbouw zou voorbeeldig kunnen werken voor de aanpak van vraagstukken waar de moderne samenleving de grip op heeft verloren. De landbouw vormt daarvan zelf een sprekend voorbeeld.

In het kort: Landbouw opvatten als voedselproductie tegen zo laag mogelijke kostprijs is een achterhaald verdienmodel. Landbouw als ontmoeting met natuur heeft veel hogere verdienmogelijkheden: beheer van het buitengebied, zorglandbouw, in onderwijs (biologie, maatschappijleer) en een duurzame en ook voor burgers betekenisvolle voedselproductie.

4.4         Nieuwe vormen van organisatie

Niet slechts de keten producent-consument dient verkort te worden. Producent en consument zullen zich tot elkaar moeten verhouden. Er zijn nieuwe coalities, nieuwe collectieven nodig om de druk van alsmaar verdergaande schaalvergroting en rationalisatie te weerstaan. Wat daaruit voortvloeit, is ook de noodzaak om kleinschaliger te produceren. Daardoor ontstaat ook meer kans op werkelijk circulaire processen.
Nog een stap verder: het vormen van netwerken op lokale en regionale basis. In die geest verder gaan zou kunnen leiden tot ‘buurderijen’, waarin burgers daadwerkelijk participeren.

Daarbij is het goed te beseffen dat het zoeken naar nieuwe organisatievormen voor onze voedselproductie én voor een duurzaam beheer van het platteland, niet moet vastlopen in oude tegenstellingen tussen landbouw en natuur. Het is daarom gewenst dat er mensen komen vanuit de landbouw en van buiten de landbouw die zich niet laten leiden door gevestigde belangen maar die juist met een open mind, de vernieuwing zoeken.


Het gaat ook om andere organisatieprincipes. Niet langer efficiency als dominant uitgangspunt nemen maar dit vervangen door het beginsel van wederkerigheid. Dat impliceert een andere toedeling van verantwoordelijkheden én een andere rol van de consument c.q. burger. Niet meer en niet minder dan het doorbreken van de vrijblijvendheid. Vrijblijvendheid waarbij de burger duurzaamheid belijdt met de mond, maar als consument in de supermarkt er niet naar handelt.
Onnodig te melden dat de consument erop moet kunnen vertrouwen dat zijn voedsel duurzaam wordt geproduceerd én gezond is. Met die claim heeft de agro-sector het lastig. Steeds weer blijkt dat enkelingen het vertrouwen kunnen schaden en daardoor de inspanningen van anderen tenietdoen. Ook dat pleit voor directere banden tussen consument en producent. Die directe banden zijn op lokaal en regionaal niveau beter te organiseren dan in de anonimiteit van de wereldmarkt.

In het kort: Het proces van schaalvergroting moet worden gestopt en vervangen door organisaties op maat van de mens. Circulaire landbouw vraagt om een nieuwe kleinschaliger en minder gespecialiseerde bedrijfsstructuur. Die biedt betere mogelijkheden voor het sluiten van stofstromen, zowel op bedrijfsniveau als op regionaal niveau. In plaats van boerderijen is er behoefte aan buurderijen (boerderij in de buurt) waarin burgers meewerken en mee kunnen financieren met dividend in natura. Er zijn sterke verbindingen met zorg en onderwijs. Efficiency als organisatieprincipe wordt vervangen door het beginsel van wederkerigheid.

5             Conclusies

De aanleiding voor dit manifest werd voor een deel veroorzaakt door het signaal van zelfdoding in de agro-sector. Een alarmerend signaal. De agro-sector als indringend voorbeeld van waartoe economische en puur technologische processen kunnen leiden.
De tweede aanleiding voor dit manifest was de constatering dat de agro-sector te pas en te onpas claims op tafel legt die bij nadere beschouwing in de meeste gevallen niet houdbaar blijken.
De agro-sector is op een doodlopende weg terecht gekomen, samenhangend met:
– hoog tempo waarin de boerenstand in getal afneemt
– beleidsmakers proosten op gebroken records qua export, maar niet beseffen wat daarvan de prijs is
– te lage marktprijzen en nauwelijks vol te houden concurrentie
– een ellendige reputatie qua milieuvervuiling
– subsidieverslaving
– complete vervreemding van de consument
– structurele veronachtzaming van dierenwelzijn
– intern verdoofd door omvangrijke zelfdodingsvraagstukken
Het laatste punt is bizar, als rekening gehouden wordt met gezondheidskwesties veroorzaakt door intensieve veehouderij.
Landbouw moeten op de schop en terugkeren in het ‘gewone dagelijks leven’. Anders gezegd: met beide voeten op de grond en zorgen voor voldoende en kwalitatief hoogwaardig voedsel. Onmiskenbaar is een maatschappelijke verankering nodig waardoor consumenten een prijs betalen die gezond en veilig voedsel waard is. Dan kan het ministerie LNV ook zijn claims waarmaken, namelijk (echte) duurzaamheid en (echt) welzijn.

De uitdaging is om van Nederland weer een gidsland te maken op het terrein van voedselproductie. Nu niet meer op kwantitatieve gronden maar op kwalitatieve gronden. Is de Nederlandse samenleving en de Nederlandse landbouw in staat tot deze innovatie?

Een aldus vormgegeven landbouw kan als voorbeeld dienen voor de ingrijpende veranderingen waar onze moderne samenleving voor staat.
Immers, de ontwikkelingen in de landbouw illustreren indringend wat er gebeurt wanneer een economisch model dominant wordt, waarin sprake is van:

  • een beperkte waardenbasis
  • alles moet wijken voor een strikt economisch perspectief (voor enkelen!)

De noodzakelijke omslag houdt in dat wat economisch kwetsbaar is, de kiemen in zich draagt voor een nieuwe samenleving.

1| Wageningen University/CBS  //  ISBN 978-90-357-2417-4  //  De Nederlandse landbouwexport 2017



18 augustus 2019

Mathieu Wagemans
Ton van de Wiel


Onderstaande link belicht via een andere invalshoek de problematiek die nadrukkelijk samenhangt met de Nederlandse landbouw:
https://fd.nl/achtergrond/1321445/elf-misvattingen-in-het-stikstofconflict