Een andere kijk op orde en chaos – Individueel bewustzijn en sociale verandering

Een andere kijk op orde en chaos

Deel 5: Individueel bewustzijn en sociale verandering

 

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in: Civis Mundi Digitaal #100

door Mathieu Wagemans [1],[2]       

www.ontganiseren.nl
www.eutopianen.nl

https://transinformation.net/die-immense-energetische-verschiebung-wichtige-varianten-zur-integration

In deel 4 stond centraal hoe collectieve processen van betekenisgeving van invloed kunnen zijn op het verloop van veranderingsprocessen. In dit deel 5 is de aandacht gericht op  de positie van het individu.
Wat is onze positie in ingrijpende processen van verandering? Hoe ervaren we die? En wat is de rol van het individu daarin? Het gaat dus om individuele processen van betekenisgeving. Zoals Pico della Mirandola[3] eind vijftiende eeuw stelde gaat het bij betekenisverlening uiteindelijk om de diepste dimensie van ons menszijn, om de menselijke waardigheid. Aan de orde is dan de vraag of aan die waardigheid recht wordt gedaan. Krijgt de mens in onze (post)moderne samenleving de ruimte om een betekenisvol leven te leiden. De ruimte om zichzelf te worden. En in welke mate claimt de mens de ruimte om zich te onttrekken aan extern opgelegde betekeniskaders en een eigen constructie te maken van zichzelf in relatie tot de wereld. Het onderscheid dus tussen bewustzijn en zelfbewustzijn. Het creëren van die ruimte voor eigenheid is niet vanzelfsprekend noch gemakkelijk zoals we zullen toelichten.

Modernisering en vervreemding

In voorgaande artikelen zagen we dat de vooruitgang en welvaart die de moderniteit heeft opgeleverd slechts mogelijk was doordat daarvoor de voorwaarden werden geschapen. De werkelijkheid moest dienstbaar worden gemaakt zodat en opdat de technologie de ruimte kreeg. Het leidde  tot een betekeniskader dat dwingend werd. De ruimte voor betekenisgeving die de Verlichting met zich meebracht, werd voor een steeds groter deel opgevuld en ingevuld. Er ontstond een krachtige verbinding tussen technologie en het economisch systeem. Het economisch systeem beloonde technologische vooruitgang. Stijging van productiviteit werd technologisch mogelijk en economisch beloond. Jachtigheid won het van traagheid.

Maar de prijs voor economisch-technologische vooruitgang was dat het betekeniskader dat kenmerkend is voor de moderniteit dominant mocht worden. Dat kader stelde op ratio gebaseerde begrippen centraal. Het nam als het ware in termen van betekenisverlening de regie over. Begrippen werden voorgeschreven maar ook processen van betekenisverlening werden geïnfecteerd met het virus van de ratio. Er ontstonden zichzelf repeterende processen. Die processen deden hun werk omdat ze de ruimte kregen. Vooruitgang en welvaart werden zo krachtig gewaardeerd dat de nadelen onbewust werden geaccepteerd. Wat kwetsbaar was onder economische druk werd gemarginaliseerd. Aantasting van natuur en cultuur was nodig omwille van de vooruitgang.

Die dominantie van het technologisch-economisch betekeniskader leidde tot dehumanisering. Wat betekenisvol was voor mensen moest wijken voor de krachten van het moderniseringsdenken. Modernisering werd zo een bron van radicale vervreemding. Mensen werden raderen in een betekenismachine zonder bedieningspaneel. De machine werd een perpetuum mobile. Eenmaal op gang gekomen was het in staat zijn eigen energie op te wekken. Het was lastig er grip op te krijgen. Het mechanisme deed zijn werk sluipenderwijs. Verwijzend naar Foucault[4] was er sprake van voortgaande disciplinering die echter niet als zodanig werd ontmaskerd. De voordelen van de vooruitgang stelden de nadelen in de schaduw. Die waren lange tijd aan het gezicht onttrokken.

De uitkomst van dit proces is een stevig verankerd betekeniskader. Zowel de begrippen als het kader zelf zijn zo hard en stevig geworden dat ze als vanzelfsprekend worden beschouwd. Ze hebben geen ondersteuning meer nodig. Ze spreken vanzelf en hebben geen bekrachtiging meer nodig.  Definities zijn verhard en materie geworden. Processen zijn met zichzelf aan de haal gegaan. We zijn in zekere zin voorgeprogrammeerd zonder dat we ons dat realiseren. We zijn er ons niet goed van bewust. Bewustwording van de processen in onze leefwereld is niettemin wezenlijk voor verandering. Verandering van wereldbeeld heeft te maken met ons bewustzijn. Aan de orde is dan hoe we de wereld beleven, hoe we onszelf beleven en hoe we de relatie met de wereld beleven. We vormen ons een beeld van de werkelijkheid en van onze plaats daarin. Dat beeld ligt aan de basis van ons doen en laten. Dat beeld kan op onderdelen uiterst scherp en gedetailleerd zijn en op andere terreinen vaag. Over sommigen onderwerpen hebben we uitgesproken opvattingen terwijl we over andere vraagstukken niet of nauwelijks hebben nagedacht. We realiseren ons vaak niet onze eigen gedragspatronen, noch de onderliggende afwegingen, laat staan het betekeniskader en het wereldbeeld waarbinnen we leven. We zijn ons niet of slechts vaag van bewust van onze eigen identiteit, van wie we zijn. Het virus van de moderniteit heeft zich zo sterk in ons gevestigd dat het onze eigen programmeringsprocessen heeft aangetast. Onze diepteprogrammatuur dus, onze menselijke waardigheid.

Bewustzijn

De literatuur over bewustzijn is reeds omvangrijk maar wordt steeds uitgebreider. Ook is er groeiende aandacht voor de rol van het bewustzijn bij transformaties, zoals bij de overgang naar een duurzame samenleving. Tegelijkertijd is er geen breed gedeeld beeld over wat het begrip bewustzijn inhoudt. In de omschrijvingen treffen we begrippen aan als hersenen, brein, ziel en geest. Die variatie geldt ook voor de benaderingen om inzicht te krijgen in het functioneren van het bewustzijn. Zo is er sprake van positivistisch georiënteerde benaderingen zoals in de neurobiologie. Men probeert dan het functioneren van het  bewustzijn te verklaren door onderzoek te doen naar het functioneren van de hersenen. Men bestudeert de hersenen als een object waarover definitieve kennis kan worden verkregen. In tegenstelling daarmee staat de opvatting dat bewustzijn moet worden opgevat als een nieuwe dimensie van de werkelijkheid die niet langs een gebruikelijke wetenschappelijke weg kan worden verkend. Naast ruimte en tijd moet bewustzijn worden benaderd als een aparte dimensie. We moeten verklaringen bijvoorbeeld zoeken in kosmische bewegingen. Of door middel van meditatie doordringen tot de oosterse filosofie.

Als globale benadering kies ik ervoor bewustzijn te koppelen aan waarneming en betekenisgeving. Die koppelingen volgen logisch uit de constructivistische benadering in de voorafgaande delen over orde en chaos. Het vermogen betekenis te geven en ons bewust te zijn van de wereld en van onszelf in relatie tot de wereld, onderscheidt de mens van andere vormen van leven zoals planten en dieren. Belangrijk daarbij is dat we betekenisgeving onderscheiden van het object waar we betekenis aan geven. Datzelfde geldt ook voor het begrip bewustzijn. Het begrip bewustzijn is anders dan waar we ons bewust van zijn geworden. Wanneer we ons ergens van bewust zijn is dat de uitkomst van aanwending van het vermogen van bewustwording. We kunnen ons ergens van bewust zijn maar dat is nog geen duiding van het begrip bewustzijn zelf. Het is eerder het resultaat van een proces van bewustwording. De uitkomt van bewustwording dus. Die processen van bewustwording stellen we hier centraal. Door processen van bewustwording maken we gebruik van ons bewustzijn. Het bewustzijn is in de kern het vermogen tot bewustwording. De term vermogen houdt de mogelijkheid in dat we dat vermogen wel of niet aanwenden. We kunnen ons dus ook niet bewust zijn van (beelden van) de werkelijkheid. Dat onvermogen is zowel menselijk als onvermijdelijk. Het is voor de menselijke geest onmogelijk ons tegelijkertijd een onoverzienbaar aantal beelden te vormen van situaties en gebeurtenissen en vervolgens op basis van criteria een afgewogen oordeel te vormen en ons conform te gedragen. We willen graag rationeel zijn en de voor onszelf beste beslissingen nemen. Waarna we vervolgens eenzelfde proces zouden moeten doormaken wanneer situaties enigszins veranderen. Dat vermogen gaat de menselijke geest te boven. Simon[5] introduceerde de term “bounded rationality”, daarmee aangevend dat het menselijk vermogen te beperkt is om bij besluitvorming alle mogelijke alternatieven en consequenties daarvan vooraf in ogenschouw te nemen en op basis van criteria tot de meest rationele keuze te komen. Dat vermogen gaat de menselijke geest te boven. Anders gezegd, voor zover ons gedrag is gebaseerd op afweging van alternatieve mogelijkheden, is het afwegingskader beperkt. Bovendien is er in de werkelijkheid van alledag vaak geen sprake van afwegingen. Voor een belangrijk deel is ons gedrag onbewust. We handelen bijvoorbeeld routinematig. We laten ons onbewust leiden door vaste beelden die we in de loop van ons leven hebben opgebouwd. Gaandeweg vormen we ons, op basis van ervaringen, opvattingen en overtuigingen, beelden van de werkelijkheid die zo stevig zijn  dat ze als het ware met de werkelijkheid samenvallen. We zijn ons daardoor maar ten dele bewust van de kaders waarbinnen we functioneren. Bewustzijn kan dus ook onlosmakelijk worden gekoppeld aan “onbewustzijn” met bewustwording als koppelingsmechanisme.

Die combinatie van bewust en onbewust kan worden opgevat als wezenlijk wanneer we met ingrijpende veranderingen te maken hebben. Verandering van wereldbeeld veronderstelt processen van bewustwording. We gaan ons realiseren dat onze routines ons niet meer helpen en, sterker nog, oorzaak kunnen zijn van problemen. Nodig is dan dat we ons bewust worden van ons perspectief op de werkelijkheid en hoe dit perspectief van invloed is op ons gedrag. Die bewustwording kan ons aan het denken zetten en aanzetten tot gedragsverandering. Eenvoudig is dat niet. Het betekent dat we ons een ander beeld vormen van de werkelijkheid met behulp van andere begrippen en/of andere relaties tussen begrippen.
Dat veronderstelt dat we als individu geheel vrij zijn een eigen positie te kiezen. Die vrijheid tot beeldvorming is echter niet vanzelfsprekend. De ruimte is beperkt doordat we vastzitten aan collectieve betekeniskaders en aan de concepten en begrippen die daar deel van uitmaken. In het structuralisme wordt de invloed hiervan uitvergroot. We zijn als subject onderhevig en onderworpen aan externe invloeden.
De mens is minder vrij dan verondersteld. Alleen al de taal en de daarin opgenomen begrippen hebben een voorprogrammerend effect op onze betekenisgeving. Lacan neemt daarbij als stelling is dat het subject niet bestaat. (Desmet, 2019)[6]. De werkelijkheid kan niet vrij tegemoet worden getreden maar toont zich als een in de taal voorverpakte werkelijkheid. De werkelijkheid komt tot ons inclusief begrippen en definities van situaties en gebeurtenissen. In deel 4 kwam dat reeds aan de orde. Het is daarom lastig om de werkelijkheid fris en frank tegemoet te treden, niet gehinderd door vooringenomenheid of door bestaande beelden en betekenissen. De ruimte voor bewustwording van het nieuwe is dus beperkt doordat ons bewustzijn niet leeg is. Het bewustzijn is gevuld met bewustzijnsinhouden. We kunnen het bewustzijn dus opvatten als een vermogen tot bewustwording. Het is het vermogen zonder dat dit reeds is aangewend en zich aan situaties, objecten of gebeurtenissen heeft gehecht. Het begrip bewustzijn is zo beschouwd objectloos. Het is een vermogen ons ergens van bewust te worden zonder dat het is aangewend. Het ons ontdoen van begrippen en definities om zo een staat van volledige ruimte, van betekenisloosheid dus, te bereiken is geen eenvoudige opgave. Waarneming en betekenisgeving vallen in de praktijk samen en zijn moeilijk te ontkoppelen. We nemen waar en geven betekenis aan het waargenomene. Maar hoe die processen van betekenisgeving verlopen is niet helder. We kunnen allerlei gedachtenflitsen hebben wanneer we een ervaring hebben die we niet normaal vinden. We proberen die te duiden waarbij allerlei mogelijkheden door ons hoofd schieten. Tegelijkertijd hebben we te maken met constructies van anderen die ons wel of niet aanspreken. Kortom, het proces om orde te bereiken verloopt tamelijk wanordelijk. Het lijkt een illusie dat het denken zelf ooit in min of meer logische processen volledig kan worden ontleed, laat staan in lineaire processen waardoor ons denken voorspelbaar zou worden. Wel is helder dat als wij eenmaal denkkaders en betekenissen in ons hoofd hebben, we de neiging hebben het waarnemen langs die lijnen te laten plaatsvinden. We scheppen ordelijkheid in ons hoofd. Dat is ook logisch omdat we anders permanent in twee- , drie- of vierstrijd zouden verkeren wanneer we situaties of gebeurtenissen willen duiden. We routiniseren de betekenisgeving. En als we dat al niet zelf doen, hebben we vaak te maken met externe krachten die betekeniskaders aan ons opleggen. Opvoeding en onderwijs doen hun werk, ook wanneer ze ertoe leiden dat we heel bewust gaan afwijken van wat ons wordt aangereikt. We willen graag ons eigen leven leiden.

Aandacht verdient ook dat het bewustzijn weliswaar nauw verbonden is met betekenisgeving maar er kunnen zich ook situaties voordoen waarin we niet goed kunnen duiden wat we waarnemen. De werkelijkheid toont zich dan als chaos. Chaos is dan het verzamelbegrip voor wat we niet logisch kunnen verbinden met de werkelijkheid die we (denken te) kennen. Het is er wel maar we kunnen het niet duiden. We missen de begrippen om de werkelijkheid te omvatten. Ook vraagt aandacht dat er een werkelijkheid bestaat waar we ons niet van bewust zijn. Die werkelijkheid “is” er wel maar valt buiten ons bewustzijn en buiten onze waarneming. We hebben er geen woorden en geen begrippen voor. Waar we ons niet van bewust zijn kan ook geen betekenis krijgen. Ook is denkbaar dat we de chaos niet negeren maar willen ordenen. Wat we dan doen kan inhouden dat we dezelfde begrippen aanwenden die de basis vormen voor onze ordeningen. Maar dat zijn de ordeningen die juist de chaos hebben veroorzaakt. De chaos is juist ontstaan omdat die niet binnen onze ordeningen past. We benaderen dan de chaos vanuit een perspectief dat niet dient. We kunnen dan redeneringen bedenken die ons de overtuiging geven dat we inzicht in en mogelijk grip hebben gekregen op de chaos maar dat zijn illusies. Het perspectief dient niet. Het perspectief is immers zelf de oorzaak van de chaos. Dat brengt ons niet verder. Per definitie niet.

We kunnen weliswaar een onderscheid maken tussen de waarneming sec en de betekenisgeving maar we kunnen ze moeilijk scheiden. In de praktijk vloeien ze in elkaar over. We nemen waar en op hetzelfde moment geven we betekenis aan wat we waarnemen. Die betekenissen kunnen snel en steeds veranderen. En wanneer betekenisconstructies zich in ons hebben verankerd kunnen ze veranderen doordat we in de ontmoeting met anderen gaan reflecteren. Men zet ons ertoe aan onze constructies te heroverwegen. Die bereidheid is overigens beperkt. Naarmate onze overtuigingen dieper zijn en aannames vanzelfsprekender wordt het lastiger ze te veranderen. We ervaren geen aanleiding voor verandering.  Anderzijds kan het zijn dat we door ervaringen zo hevig worden geraakt dat we aanleiding zien ons bestaande betekeniskader ingrijpend te veranderen. We gaan ons anders positioneren. Met als gevolg dat we bijvoorbeeld van baan veranderen omdat we zijn gaan beseffen dat het werk routineus is geworden en ons niet meer inspireert. We raken erop uitgekeken.

Bewustzijnsverruiming

Het vermogen ons bewust te zijn van onszelf en van de wereld rondom ons heen is permanent in ons aanwezig en kan voortdurend wijzigen. Gebeurtenissen kunnen ons aan het denken zetten. We worden ons bewust van situaties en van ons eigen gedrag. We gaan onszelf vragen stellen waar we eerder niet over hebben nagedacht. Het vanzelfsprekende blijkt plotseling niet meer vanzelfsprekend te zijn. Dat geldt in het bijzonder wanneer er sprake is van ingrijpende veranderingen. Dan hebben we ons te verhouden tot nieuwe beelden van de werkelijkheid. We kunnen daarbij niveaus in ons bewustzijn onderscheiden. Morin onderscheidt acht vormen van bewustzijnsverruiming die ons kunnen helpen zicht te krijgen op een nieuwe werkelijkheid. Afhankelijk van het bewustzijnsniveau kunnen we open staan voor signalen en boodschappen uit verschillende bronnen zoals religie, romantiek en literatuur.  Het kan lastig zijn daarbij de neiging te weerstaan te snel de stap te zetten naar het uniformeringsdenken dat kenmerkend was en is voor de moderniteit. De beleving is wezenlijk en die kan individueel sterk verschillen.

Voor ons als individu is belangrijk of we oppervlakkig door het leven gaan of dat we ons voortdurend allerlei vragen stellen over de wereld en over onszelf. Ervaringen of ontmoetingen kunnen ons aan het denken zetten over problemen rond duurzaamheid en, in het verlengde daarvan, over ons eigen gedrag. Is het eten van vlees wel verstandig wanneer we gaan beseffen welke consequenties veehouderij heeft voor het milieu? Of pakken we niet al te gemakkelijk de auto wanneer we ook heel goed de fiets zouden kunnen nemen? Kort en goed, bewustzijn en bewustwording gaan beide over wat subjectiviteit inhoudt en hoe processen van subjectivering verlopen. Hoe ervaren we de werkelijkheid en wat is het beeld dat we van onszelf hebben? Die vragende en zichzelf afvragende houding is niet vanzelfsprekend. Niet iedereen zal de keuze voor oppervlakkigheid of diepgang als een keuze ervaren. We moeten het vermogen tot bewustwording onderscheiden van de vraag of we dat vermogen ook aanwenden.

Moderniteit en uitsluiting

Aan de orde is de erkenning dat het betekeniskader van de moderniteit, zoals iedere definitie en ieder betekeniskader, een uitsluitende werking heeft. Wanneer een betekeniskader gebaseerd is op ratio dreigt het irrationele te moeten wijken. Wanneer het economische centraal staat, is alles wat niet van economische waarde is kwetsbaar. De verandering die dan nodig is ligt voor de hand. Het buitengeslotene verdient aandacht maar kan die aandacht enkel krijgen ondanks het bestaande systeem. We moeten dus de ruimte buiten het systeem opzoeken om zicht te krijgen op het buitengeslotene maar ook op het systeem zelf. Vergelijk het identiteitsbegrip zoals we dat aantreffen bij Deleuze[7]. Identiteit wordt bepaald door de relatie met het andere. Het buitengeslotene, het afwijkende, bevat waardevolle informatie om zicht te krijgen op onszelf. Het afwijkende wordt instrument om onszelf te positioneren. Het afwijkende stelt ons in staat ons anders zijn te benoemen. Verhaeghe[8] stelt dat we de neiging moeten onderdrukken de identiteit af te lezen aan uiterlijke kenmerken zoals huidskleur, lichaamsbouw en kledij. Dat noemt hij een uiting van onzekerheid. Echter, als we die uiterlijke kenmerken even negeren is het lastig inzicht te krijgen in de identiteit omdat het wezen van de mens binnen in de mens zit.

Zo beschouwd kan het zicht krijgen op het uitsluitend karakter van het betekeniskader van de moderniteit een belangrijk hulpmiddel zijn om ons een beeld te vormen van onszelf. We stelden reeds dat we een prijs betalen voor het functioneren binnen de systemen van de moderniteit. Velen kunnen de stress niet aan. Het onpersoonlijke domineert en dringt het persoonlijke opzij. De structuren zijn dwingend. De symptomen zijn waarneembaar, zoals burn-outs en eenzaamheid. De prijs die we voor gedresseerdheid betalen heet vervreemding. We komen niet aan onszelf toe.

Kijken we nu naar de aandacht die er is voor psychisch leed en hoe die is georganiseerd, dan zien we dat systemen die helend zijn bedoeld, zoals het psychiatrisch zorgsysteem, zelf ook weer kenmerken hebben van het moderniteitsdenken. Aandacht wordt berekend in minuten. Diagnoses zijn vooraf gedefinieerd. Zie het DSM dat in wezen een duiding is van mogelijke aandoeningen die voornamelijk gebaseerd is op afspraken binnen het psychiatrisch domein en niet zozeer op door onderzoek verkregen inzichten zoals de term diagnose veronderstelt. Onderzoek in de psychiatrie kan relaties leggen en aantonen tussen aandoeningen en externe omstandigheden maar dat hoeft nog niet te betekenen dat de onderliggende causale relaties verlopen zoals in hypotheses wordt verondersteld. Anders gezegd, verkregen kennis is veronderstelde kennis. Diezelfde definiërende benadering treffen we aan bij de opstelling van behandelingsprotocollen. Dat geldt, op de derde plaats, voor de regels die gelden voor het afleggen van verantwoordelijkheid. Dat alles leidt ertoe dat zorgsystemen die bedoeld zijn ruimte te scheppen voor betekenisverlening, die ruimte zelf al grotendeels hebben opgevuld met begrippen die centraal staan in het betekeniskader van de moderniteit. Dat roept de vraag op hoe een systeem helende werking kan hebben wanneer het zelf symptomen vertoont van aandoeningen die het wil helen. De patiënt wordt in termen van betekenisgeving voorgeprogrammeerd tegemoet getreden terwijl het wezen van psychiatrische aandoeningen nu juist kan worden geduid in termen van afwijkende betekenisgeving.

Een dergelijk beeld roept vragen op rond het begrip complexiteit binnen de psychiatrie. We stelden in eerdere artikelen hoe het ordenen zelf bron kan zijn van complexiteit. We benaderen de werkelijkheid ordenend en organiserend maar de paradox is dat we juist daardoor complexiteit produceren. Onze modellen zijn te eenvoudig en doen de werkelijkheid geen recht. De werkelijkheid als een ruimte waarin beelden door elkaar bewegen moet als zodanig worden gerespecteerd. Dat vraagt geheel andere methoden van interventie dan thans gebruikelijk zijn. Statische en uniformerende kaders zijn er niet op ingericht om te gaan met dynamiek en pluriformiteit. We moeten, integendeel, recht doen aan vernieuwing. Vernieuwing betekent ruimte voor nieuwe betekenissen. En het accepteren van dynamiek. Die kunnen we niet regisseren vanuit een statische benadering. Dan reduceren we dynamiek door het vervangen van de ene door de anders statische situatie. We moeten dan telkens vanuit een extern punt repareren en bijsturen. De uitdaging is dynamische systemen zelfcorrigerend te maken. Dat lijkt een belangrijke opgave en uitdaging voor het psychiatrisch zorgsysteem.

De verknoping tussen object en subject

Ik volg in dit artikel de benadering waarin de scheiding tussen het materiele en het geestelijke wordt losgelaten. De werkelijkheid krijgt zwaarte afhankelijk van de betekenis die we eraan geven. Naarmate die betekenis uitgesprokener is en door meer mensen wordt gedeeld krijgt een werkelijkheidsvisie meer gewicht. Geest en materie zijn in elkaar verstrengeld. Zonder betekenis kan de werkelijkheid zich niet aan ons voordoen.

Vanuit een dergelijk perspectief treffen positivistische benadering waarin de werkelijkheid als objectief wordt gezien, geen doel. Dan heeft men enkel interesse voor het objectieve beeld dat men zich van de werkelijkheid heeft gevormd. Dat beeld is eenduidig en vaststaand. Men onderzoekt dan een beeld van de werkelijkheid dat in staat stelt tot eenduidige en definitieve kennis te komen. De waarneming is eenzijdig en dat geldt ook voor de redeneringen, zowel met betrekking tot de analyse als bij de formulering van conclusies. Men kan zo tot zekere uitspraken komen over de werkelijkheid maar de het waarheidsbereik is beperkt. Daarin kan een verklaring liggen voor de ervaring dat toepassing van op positivistische wijze verkregen kennis lang niet altijd toepasbaar blijkt te zijn in de praktijk. Het is weliswaar zekere kennis maar de werkelijkheid van alledag houdt zich niet aan die zekerheden. De zekerheden zijn verondersteld. Maatschappelijke vraagstukken worden zodanig geherformuleerd dat ze zich lenen voor onderzoek langs positivistische lijnen. Daartoe worden vraagstukken geherformuleerd zodat ze kunnen worden onderzocht met behulp van aanvaarde methoden. Die herformulering kan gemakkelijk buitensluitende werking hebben. De vraagstelling binnen een onderzoek doet daardoor mogelijk geen recht aan het wezen van de vraagstukken zoals die maatschappelijk worden beleefd. De uitkomsten zijn weliswaar “waar” maar ze hebben geen werking. Ze zijn slechts waar binnen een gemankeerd beeld van de werkelijkheid. De werkelijkheid houdt zich niet aan de constructie die we ervan hebben gemaakt. Lineair redeneren helpt niet wanneer de dynamiek geen lineair karakter heeft. Maar dat roept de vraag op naar een alternatief. Wanneer lineair redeneren niet helpt omdat begrippen tijdens het onderzoek kunnen verschuiven, hoe kunnen we dan tot zekere kennis komen? Is waarheid dan nog wel bereikbaar? Het antwoord is dat absolute waarheid vanuit het perspectief van betekenisverlening niet mogelijk is. Waarheid is perspectief gebonden waarheid. Waarheid is wat we waar noemen. Waarheid is ook een constructie. Dat laat de vraag onverlet wat we ons dan bij onderzoek moeten voorstellen. Wat is het alternatief voor lineair redeneren, voor het zoeken naar stevige verbanden?

De uitdaging is tot verbindingen te komen, ook al zullen die voor een belangrijk deel associatief zijn. Het gaat dus in wat volgt niet over de vraag wat bewustzijn “is” maar we doen een beroep op ons voorstellingsvermogen. Kunnen we perspectieven construeren die ons een stap(je) verder helpen. Hoe kunnen we de tussenruimte tussen materie en geest verkennen, waarbij we ons realiseren dat ieder te ontwerpen perspectief vrijwel voorspelbaar startpunt en bron zal zijn voor en van nog veel meer vragen. Een nieuw perspectief is gedachten genererend. Dat nieuwe perspectief kunnen we niet opbouwen vanuit een van beide polen, vanuit het lichaamsbegrip of het geestbegrip. De oplossing is niet de keuze van een bepaalde positie op de lijn tussen lichaam en geest. Dan zouden we niet verder komen dan een bepaalde combinatie van beide polen. De “oplossing’ heeft dan het karakter van een compromis tussen fundamenteel verschillende begrippenkaders. We hebben daarentegen nieuwe begrippen nodig. We kunnen het nieuwe niet definiëren met behulp van bestaande concepten en redeneringen. Door het nieuwe te benaderen en te construeren met bestaande begrippen ontnemen we het nieuwe zijn nieuwheid. Een voorbeeld van een nieuwe benadering met betrekking tot de relatie tussen lichaam en geest treffen we aan bij o.a. Teilhard de Chardin. Die stelde dat materie een binnenkant heeft die geestelijk van aard is. Materie omvat dus geestelijke energie. De buitenkant is materieel maar materie heeft een geestelijke binnenkant. Materie heeft zo beschouwd dus meerdere dimensies. Een vergelijking is op zijn plaats met de kwantumtheorie waarin een element de vorm kan aannemen van materie en van een golf. Eenduidigheid als vertrekpunt werkt dan belemmerend. Een meerduidige werkelijkheid laat zich nu eenmaal niet in eenduidige kaders stoppen.

Dergelijke opvattingen prikkelen de fantasie. We hebben dus nieuwe begrippen nodig die elementen vormen bij de constructie van een nieuw perspectief. In dat proces is een kritische factor dat we de neiging onderdrukken tot definiëring. Definities beperken de ruimte die we nodig hebben voor verkenning. Dan plaveien we ongebaande paden met bestaand asfalt waardoor er weinig nieuws meer is te ontdekken. Door te definiëren maken we te snel de sprong naar het statische. We denken de waarheid al gevonden te hebben en hoeven niet verder te zoeken. Dat vraagt een houding van onthechting. Niet (te snel) toegeven aan de behoefte tot waarheid. Dan hechten we ons aan een waarheid die andere waarheden uitsluit. Dan beschouwen we schijnzekerheden als zekerheden, gemankeerde waardheidsopvattingen als “de” waarheid.

Analogisch en associatief denken

In Deel 1 stelden we dat het splitsend denken kenmerkend is voor de moderniteit. We onderscheiden aspecten en disciplines om tot de werkelijkheid door te dringen maar juist daardoor doen we geen recht aan de werkelijkheid. Een alternatief is om analogisch te gaan denken. Niet de waarheid vinden door logisch redeneren maar associaties zoeken, verbanden die weer aanleiding zijn voor nieuwe gedachten. Het vinden van de waarheid wordt dan een kwestie van steeds onderweg zijn. Steeds openstaan voor het betreden van zijwegen en het ongebaande. Het zoeken staat dan voorop, niet het vinden van iets dat we als waarheid zien. Waarheid kunnen we niet duiden als een object dat we ergens kunnen vinden. We vinden hooguit steentjes die ons verder kunnen helpen het labyrint te leren kenen. Dat vraagt ruimte om te associëren. Vrije interpretaties die ons voorstellingsvermogen vergroten in plaats van het te beheersen en te beperken door lineaire verbanden die later niet lineair blijken te zijn. Dat is geen veroordeling van het disciplinaire denken maar het disciplinaire denken is dan slechts een benadering bij het verkrijgen van inzicht en kennis. Disciplinaire kennis kan helpen onze kennis te verbijzonderen maar bij ingrijpende veranderingen kan het fantasiespoor ons verder brengen.

Een niveau dieper ligt het besef dat mensen zelf een verandering moeten doormaken. Die benadering is aan de orde wanneer het gaat om de overstap naar een ander wereldbeeld. Verandering van wereldbeeld betekent dat mensen zichzelf opnieuw moeten programmeren. Ze moeten zich opnieuw ontwerpen in een andere wereld. De verandering moet zijn verankerd in de mensen zelf. Men is zich bewust van de noodzaak van verandering en bereid het eigen gedrag daaraan aan te passen. Dat vraagt bewustwording van de noodzaak van een ander wereldbeeld. Bijvoorbeeld omdat het besef doordringt dat we op de verkeerde weg zitten. Het vraagt reflectie. Het komt erop neer dat niet de wereld moet worden veranderd maar dat het beeld dat we van de werkelijkheid hebben gevormd niet meer deugt. Door verandering van perspectief vinden we onszelf terug in een andere wereld. Die verandering van perspectief  staat centraal. We beseffen dat de noodzakelijke verandering niet van de grond komt wanneer die niet wordt doorleefd. Ook wanneer anderen die stap (nog) niet willen zetten ontslaat dat onszelf niet van de verantwoordelijkheid. Dergelijke processen kennen een heel ander verloop dan traditionele veranderingsprocessen. Die processen zijn inspiratie-gedreven in plaats vanuit een hiërarchie opgelegd. Wanneer mensen de noodzaak van verandering hebben doorleefd volgt de verandering als het ware vanzelf. Dan worden protocollen, voortgangsverslagen en nadere controlemechanismen overbodig. Dat zijn uitingen van gebrek aan vertrouwen. Immers, waarom zou men zich onzeker voelen over resultaat en richting wanneer mensen geïnspireerd aan taken werken en beschikken over de daarvoor noodzakelijke middelen? Men doorbreekt patronen vanuit de intern beleefde overtuiging dat we de toekomst moeten ontwerpen in plaats van het verleden te reproduceren. Zo stellen van Egmond en Oosterling[9],[10],[11],[12] dat de noodzakelijke veranderingen een omslag in denken vragen die niet kan worden bereikt door verandering van structuren maar die moet beginnen bij het individu. De omslag die aan de orde is raakt onszelf ten diepste. Het is een verandering die eerder ondanks dan dankzij structuren plaatsvindt. Het vraagt een diepe reflectie over wie we zijn, over hoe we in het leven willen staan en welke verantwoordelijkheid daaraan is gekoppeld. Opmerkelijk is het aantal mensen dat voorop wil lopen bij deze transformaties en kracht en inspiratie zoekt en ontleent bij en aan de oosterse filosofie. De gebruikelijke context van redeneren helpt niet meer. We kunnen op basis van tal van feiten en analyses de overtuiging hebben dat we ons levenspatroon moeten veranderen maar om de daad bij het woord te voegen is meer nodig. Met ratio alleen redden we het niet. De omslag vraagt verruiming en verdieping van ons bewustzijn. De oosterse filosofie biedt methodes zoals meditatie om ons ontdoen van waar we aan zijn gehecht en vrij te worden zodat we werkelijkheid vanuit een lege ruimte tegemoet kunnen treden. We worden dan niet langer afgeleid van de bewustzijnsinhouden en betekenisconstructies die we in onszelf hebben opgebouwd. We ontdoen ons dan van voorgeprogrammeerdheid opdat we in staat zijn tot het wezen van de werkelijkheid en van onszelf door te dringen. We worden niet langer afgeleid door bestaande beelden. We kunnen daardoor het nieuwe wereldbeeld construeren zonder gebruik te hoeven maken van bestaand en reeds gebruikt bouwmateriaal. Oosterse filosofie kan ons denkbeelden en instrumenten aanreiken om een eigen antwoord te vinden, een eigen betekeniskader en een daarop gebaseerd wereldbeeld  dat in de plaats treedt van het thans dominante op ratio en technologie gebaseerd wereldbeeld.

Egoloosheid

We zagen dat naast het perspectief van het collectieve, de positie van het individu belangrijk in de overgang naar een nieuwe wereldbeeld. We stelden reeds dat in de overtuiging van velen de verandering individueel moet worden doorleefd en dus bij en in het individu zijn startpunt moet vinden. Het gaat erom je te ontworstelen aan de kaders want de werkzame krachten houden verkeerd gerichte processen in stand. Die laten zich niet gemakkelijk opzij drukken. Normaliteit moet geproblematiseerd worden. Dat vraagt inspanningen omdat het heersende wereldbeeld tot harmonisatie dwingt. Hier gaat het echter niet om de tegenkrachten rondom ons heen maar om de blokkades in onszelf. De eerste stap is dat we ons  bewust worden van de processen en van onze eigen geketendheid aan die processen. Dat vereist een verdiepende bewustwording. Het expliciteren van onze vanzelfsprekendheden en het onderkennen van de krachten die deze vanzelfsprekendheden in onszelf hebben verankerd. We zitten zo beschouwd onszelf in de weg. In plaats daarvan moeten we streven naar egoloosheid. (Ransijn, 2020)[13] Pas door onszelf terzijde te schuiven ontstaat er ruimte voor een ander bewustzijn. De werkelijkheid krijgt dan pas betekenis doordat we die onbevangen tegemoet treden. We projecteren niet langer onze ambities en opvattingen op de werkelijkheid waardoor die maar gebrekkig tot ons kan doordringen.  Bij von Dürkheim (1981)[14],[15] vinden we een treffend beeld van de mens in de moderniteit. De mens die zijn persoon-zijn heeft opgegeven en zichzelf zo sterk ondergeschikt heeft gemaakt aan het prestatiebeginsel dat hij alleen nog functionaris is in structuren waarin zijn eigen wezen niet tot zijn recht komt en ook niet kan komen. In gelijke zin stelde Legaut[16] ooit de vraag hoe het toch komt dat we worden geboren als origineel maar heel vaak sterven als kopie.

Om te veranderen moeten we vrij zijn en dat vraagt van ons dat we de vanzelfsprekendheden die we hebben geconstrueerd kritisch beschouwen. Een verwijzing naar de existentiefilosofie ligt dan voor de hand. De existentie die voorafgaat aan de essentie zoals Sartre stelt. We gaan in op de situatie waarin het individu zich bevindt wanneer die voor de opgave komt te staan te breken met wat normaal is en zich gaat gedragen buiten de wereld van de ordeningen. Een nieuw wereldbeeld betekent weliswaar individueel een ingrijpende nieuwe opstelling maar vraagt ook op collectief niveau grote herschikkingen. Dat zullen we bezien op individueel niveau, respectievelijk op collectief niveau. Die volgorde is niet willekeurig. Er is een brede overtuiging dat de noodzakelijke transformatie ingrijpend is. Het nieuwe wereldbeeld stelt je ook als individu voor keuzes. Je moet jezelf gaan verhouden tot die nieuwe wereld. Dat vraagt een verandering in jezelf. Die noodzakelijke verandering betekent dat je jezelf opnieuw moet programmeren. Veranderingen op collectief niveau kunnen niet goed plaatsvinden en zullen zeker niet blijvend zijn wanneer ze niet individueel worden gedragen.

Verandering van wereldbeeld en daarop volgende gedragsverandering kan worden gezien als een verandering van bewustzijn. We gaan de wereld anders zien. We verbreden ons beeld waardoor we zicht krijgen op wat voorheen voor ons verborgen was. Het was er wel maar we waren er ons niet van bewust. We vormen ons andere beelden van oorzaak-gevolg-relaties wat vervolgens tal van vragen oproept, bijvoorbeeld over de vraag of dit andere wereldbeeld ons tot een ander gedrag moet aanzetten. Hoe zien we onszelf in die andere werkelijkheid terug? Bewustzijnsverruiming en bewustzijnsverdieping zijn individuele processen. Die kunnen niet worden opgelegd. Je moet zelf door die processen heen. Ze raken het menszijn. Je moet je anders gaan verhouden tot de werkelijkheid. Je eigen programmering en identiteit kan slechts door jezelf worden geconstrueerd in relatie met de omgeving. We kunnen niet langer voorgeprogrammeerd door het leven gaan omdat er dan sprake is van een extern opgelegde programmatuur. Dat kan verleidelijk zijn maar dan houden we in stand wat bron is van vervreemding. Dan leven we andermans leven. Jezelf opnieuw ontwerpen en programmeren betekent een proces van onthechting. Dat houdt in loskoppeling van een belangenperspectief. Het betekent het opruimen van blokkades die om je heen zijn opgebouwd en vooral ook de blokkades die je in jezelf hebt opgebouwd.

De omslag kan worden opgevat als een omslag die ruimte schept. We maken ons los van structuren die hinderen onszelf te worden. Maar tegelijkertijd is het een ruimte die niet vrijblijvend kan worden beleefd. De ethische dimensie vraagt verantwoordelijkheid te nemen. De ruimte vraagt invulling en biedt geen mogelijkheid eraan te ontkomen. Over verantwoordelijkheid kun je geen compromissen sluiten. Onttrek je je aan verantwoordelijkheid, dan ben je daarvoor verantwoordelijk. De ruimte stelt je voor de keuze. Weer kiezen voor het betreden van platgetreden paden betekent ontkenning van de ruimte. Tegelijkertijd betekent het verkennen van ongebaande paden het accepteren van onzekerheid. Je weet niet wat je aantreft en je weet zelfs niet waar je naar op zoek bent. Er zijn geen garanties. Inspirerend is de levensopvatting van de Zuid-Afrikaanse dominee Beyers Naudé[17]. In een vraaggesprek uit 1980 met de Duitse theologe Dorothe Sölle  stelt zij de vraag waar hij de energie vandaan haalt zich te blijven verzetten tegen de apartheid terwijl er geen enkele voortgang wordt geboekt. Zijn antwoord is dat hij heeft ontdekt dat het in zijn leven niet gaat om de vraag of je bijval hebt gekregen of aan populariteit hebt gewonnen. Het gaat zelfs niet om de vraag wat je hebt bereikt. Uiteindelijk telt alleen wat je eraan hebt gedaan. Dat inzicht had voor hem bevrijdende werking. Je ziet niet meer om naar beloning maar je blijft je inzetten, hoe zwak je inzet ook wordt.

Expedities naar onze inspiratiebronnen

Het is een zoektocht waarbij men elkaar niet moet dwingen tot eensgezindheid. Ook ontbreken de maatstaven om de voortgang te meten. We weten immers niet waar we naar op zoek zijn. We kunnen het einddoel niet duiden, althans niet met behulp van geldende begrippen en concepten. Dan is een benadering aan de orde waarin verschillende expedities, ieder met eigen overtuigingen, op weg gaan. Vergelijk Michel Serres[18] met zijn expedities op de oceaan. Het gaat erom nieuwe doorgangen, nieuwe passages te vinden. Dat beeld van expedities is ook aan de orde op individueel niveau. Zoeken in onszelf wat ons ten diepste inspireert. Het buitengeslotene kan de bron worden voor vernieuwing. Het kwetsbare als bron van inspiratie.

Eerder stelden we dat de mens voor de keuze staat zijn eigen leven en dus zichzelf te ontwerpen of een voorgeprogrammeerd leven te leiden waarin je de betekenissen zoals die in onze structuren en betekeniskaders vastliggen overneemt. De eerste stap naar verandering is het onderkennen van de keuzemogelijkheid als zodanig. Je ontdoen van extern opgelegde betekenisconstructies is in uiterste consequentie een ontmoeting met de leegte. Je neemt dan niet langer de bestaande structuren over maar zoekt een eigen weg. Dat klinkt uitdagend maar kan ook worden ervaren als confronterend. Het is een ontmoeting met betekenisloosheid. Het vraagt ook moed. Het vraagt bewustwording dat je de mogelijkheid hebt om ruimte te scheppen waarin je jezelf kunt ontwerpen en het vraagt moed de mogelijkheid te benutten en de ontmoeting met betekenisloosheid aan te gaan. Het vraagt het besef dat je de betekenis van je eigen leven niet in de werkelijkheid vindt maar in jezelf. Je staat vanuit jezelf in de wereld. Je ontdoen van geldende betekeniskaders is niet eenvoudig. Het is bovendien niet de oplossing maar de voorwaarde voor de oplossing. Die oplossing is dat je ooit, terugkijkend op je eigen leven, kunt stellen dat het betekenisvol is geweest, dat je jezelf bent geworden. Worden wie je bent zoals Marcel Legaut stelt in Devenir soi. (Legaut, 1981)[19]

De ontmoeting met betekenisloosheid betekent dat je onzekerheid in het gezicht kijkt. Die onzekerheid is permanent. Het zoekproces kan niet eindigen in een definitieve bestemming. Het is een  kwestie van voortdurend onderweg zijn. De weg als herberg. Ontwikkeling en dynamiek als existentie. Onze begrippen schieten tekort om onze eindbestemming te bevatten. Evenmin als we de oneindigheid van het heelal kunnen benoemen. Ons voorstellingsvermogen laat ons in de steek. Leven betekent dus ook leven met onvoltooidheid. Acceptatie dat “de” waarheid buiten ons bereik zal blijven. Evenmin als we “de” werkelijkheid kunnen omvatten. Wat rest is dat we met onze beelden van de werkelijkheid die werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderen. Leven als een voortdurend pogen.

Dat pogen veronderstelt ruimte voor het buitengeslotene, voor wat niet past binnen onze geldende betekeniskaders. Uitingen die per definitie afwijkend zijn van wat we normaal achten. Zeggen wat nog niet gezegd is en wat zich niet leent voor ordening. Dat betekent het weerstaan van de krachten die aandringen op ordening. Initiatieven die niet organiseerbaar zijn, althans niet binnen onze opvattingen van rationaliteit. Open staan voor afbeeldingen die buiten ons voorstellingsvermogen liggen. Voor de bedenkers en constructeurs van vernieuwing houdt dat in vrijmoedigheid van spreken. Zeggen wat binnen onze betekeniskaders onzegbaar is. Een verwijzing naar parrhesia ligt voor de hand. Uitspreken wat gezegd moet worden, ook als dat als ongepast wordt ervaren omdat geldende kaders en structuren de maatstaf zijn geworden voor beoordeling van het nieuwe. Dat leidt tot het afwijzen van het nieuwe, enkel omdat het nieuw en afwijkend is. Het vraagt ook onafhankelijkheid en authenticiteit. Het benoemen van het buitengeslotene kan gemakkelijk als patroonverstorend worden ervaren. Het doorbreekt een cultuur van genoegzaamheid en vriendelijkheid. Vriendelijkheid die gebaseerd kan zijn op non-interventie: ik bemoei me niet met jou zolang jij je niet bemoeit met mij. Vriendelijkheid kan zo gemakkelijk een dekmantel worden voor behoud van het bestaande. Werken aan (systeem)verandering vereist dan ook de uitnodiging te weerstaan in een context van verdediging terecht te komen waarin het nieuwe moet worden verdedigd ten opzichte van het bestaande. Het vraagt een houding om vanuit je eigen overtuiging in het leven te staan. Het vraagt onwankelbaarheid die bestand is tegen “Remmers-in-vaste-dienst” die bestaande structuren overeind willen houden. Het vraagt inzet, ook wanneer er (nog) geen uitzicht is op resultaat. Dan rest slechts de vaste overtuiging van de noodzaak van verandering met in laatste instantie enkel de zekerheid die je in jezelf hebt gevonden.


Literatuur

[1] Wagemans, Mathieu, Een Oceaan van Betekenisloosheid, een kritische analyse van beleid, politiek en wetenschap met een verwijzing naar de filosofie van Michel Serres, Digitalis, Utrecht, 2016

[2] Wagemans Mathieu, Van een definiërend naar een energetisch wereldbeeld: begrippen en feiten als dragers van energie. Deel 1: Nieuw beleid past niet in bestaande kaders en vraagt een ander perspectief, Civis Mundi Digitaal nr 91, november 2019

[3] Pico della Mirandola, Rede over de menselijke waardigheid,

[4] Foucault, Michel, De Moed tot waarheid, Boom, 2011

[5] Simon, Herbert, Models of bounded rationality, economic analysis and public policy, volume 1, Mit Press Ltd, 1984

[6] Desmet, Mattias, Lacan’s Logic of Subjectivity, a walk on the graph of desire, OWL Press, 2019

[7] Deleuze, Gilles en Guattari, Felix, Rizoom, Uitgever: Rizoom, 1998

[8] Verhaeghe, Paul, Identiteit, De Bezige Bij, 2015

[9] Van Egmond, Een vorm van beschaving, Uitgeverij Christofoor –Zeist; 2e druk juni 2011

[10] Van Egmond, Homo Universalis, 2019

[11] Oosterling, Henk, Verzet in ecopanische tijden, Lontano, 2020

[12] Oosterling, Henk, Waar geen wil is, is een weg, Boom, 2017

[13] Ransijn, Piet, Het open bewustzijn: de Chinese filosofie van het taoïsme
Deel 2: De terugkeer naar het open bewustzijn volgens ’de oude meester’ Laozi, in: Civis Mundi Digitaal, nr. 95, april 2020

[14] Dürkheim von, Karlfried, Religieuze denkers in beeld, KRO, 1981

[15] Dürkheim von, Karlfried, Cultuur van de stilte, Kluwer, 1972

[16] Legaut, Marcel, Devenir soi, recherchez le sens de sa propre vie,  Bibliotheque du Cerf,1981

[17] Beyers Naude, Interview met Dorothe Sölle in Religieuze denkers in beeld, KRO, 1981

[18] Latour, Bruno en Serres, Michel, Conversations on Science, Culture and Time, University of Michigan Press, 1995

[19] Legaut, Marcel, Devenir soi, recherchez le sens de sa propre vie,  Bibliotheque du Cerf,1981