Een andere kijk op orde en chaos – Op zoek naar een nieuw wereldbeeld

Orde en Chaos
Deel 3: Op zoek naar een nieuw wereldbeeld

dit artikel werd ook gepubliceerd in Civis Mundi Digitaal #98 mei 2020

door Mathieu Wagemans

 (thieuwagemans@gmail.com    www.ontganiseren.nl)

afbeelding ruimtenevel
Ruimtenevel (nl.dreamstime.com)

Inleiding

We stelden in Deel 1 en Deel 2 het buitensluitend karakter van onze ordeningen en systemen centraal. We sloten Deel 2 af met de noodzaak om het buitengeslotene te verkennen. Het buitengeslotene heeft betekenis. Het stelt ons in staat om illusies overeind te houden. Dat is de functie ervan. Het buitengeslotene maakt mythes tot werkelijkheid. Het miskennen en ontkennen van het buitengeslotene stelt ons in staat de mythes voor “echt” te houden.  Maar hoe kunnen we het buitengeslotene leren kenen? Die vraag staat in dit Deel 3 centraal.  Dat blijkt een lastige opgave. Het vraagt inspanningen waarbij we per definitie niet kunnen vertrouwen op bestaande ordeningen. Bestaande kaders zijn te beperkt zijn om het wezen van de vraagstukken te omvatten. Die analytische kaders geven ons de illusie dat we maatschappelijke vraagstukken niet alleen kunnen doorgronden maar vooral ook dat we ze kunnen oplossen. Het interventievermogen is voorondersteld. Het vermogen tot beïnvloeding is eigen aan de moderniteit en neemt in ons denken en handelen een centrale plaats in. In plaats van de beperkingen van ons perspectief kritisch te beschouwen bevestigen we het liever zodat we zodat we ons eigen onvermogen niet onder ogen hoeven te zien.

Om het buitengeslotene te leren kennen kunnen we niet vertrouwen op gebruikelijke benaderingen. Die laten ons in de steek. Die gaan uit van concreet aangegeven doelen, een doordachte aanpak en een uitgewerkt stappenplan. Wanneer we op zoek gaan naar het buitengeslotene helpt dat echter niet. Allereerst weten we niet waar we naar op zoek zijn, laat staan dat we weten hoe we dat zoekproces het beste kunnen opzetten. Methodes ontbreken. Het enige houvast dat we hebben is dat we weten waar we NIET naar op zoek zijn. Het bestaande dient als negatieve referentie. We zoeken juist naar wat we thans hebben buitengesloten, de chaos. We willen ons richten op de contramal van het bestaande maar daarvan kennen we noch de vormen, noch de afmetingen. Ervan uitgaande dat het denken in de moderniteit gekenmerkt werd door rationaliteit, is aan de orde dat we het begrip rationaliteit opnieuw doordenken. Dat is lastig. Thans is de dominante lijn dat we ons een rationeel beeld vormen van de werkelijkheid wat als voordeel heeft dat we vraagstukken op rationele wijze met behulp van rationele instrumenten kunnen oplossen. Maar wat we op papier hebben bedacht blijkt zich in de praktijk niet altijd rationeel te gedragen. Dan blijkt dat de werkelijkheid veelkleuriger is dan verondersteld.

Uitgangspunt voor verandering moet zijn dat het buitengeslotene betekenis heeft. We kunnen het weg definiëren maar daarmee verdwijnt het niet. Het verdwijnt enkel uit de constructie van de werkelijkheid die we hebben gemaakt. We zouden ons perspectief moeten verbreden maar we doen het tegenovergestelde. We verengen het. We verbijzonderen definities. Maar we zagen ook dat de buitengesloten werkelijkheid werking blijkt te hebben. Hoe meer we buitensluiten, des te krachtiger zal het buitengeslotene zich roeren. Alle aanleiding dus om de draai te maken en het buitengeslotene aandacht te geven. Dat is geheel in lijn met Michel Serres die stelt dat we in de chaos kiemen voor vernieuwing kunnen vinden.

Het betekenisloze verkennen en onderzoeken.

Het verkennen en leren kennen van het buitengeslotene is echter nog niet zo eenvoudig. Het vraagt een verandering van perspectief. We moeten inzien dat we de wereld niet hebben geordend maar dat we ons eigen perspectief van ordelijkheid over de werkelijkheid hebben gelegd. We hebben ordeningen geconstrueerd en dwingen de werkelijkheid binnen onze constructies. Het komt erop neer dat onze zucht tot ordening dominant is geworden. Onze ordeningen en daarop gebaseerde systemen zijn op rationaliteit gebaseerde constructies van een werkelijkheid. We herdefiniëren de werkelijkheid aan de hand van rationele begrippen. Maar door ons een geordend beeld van de werkelijkheid te vormen verandert de wereld niet. Sterker nog, onze geordende beelden kunnen ons stevig in de weg staan wanneer we tot het ongeordende willen doordringen. Het irrationele roert zich en laat zich niet dresseren door op rationaliteit gebaseerde interventies. Per definitie niet.

We moeten dus de neiging weerstaan om het ongeordende in onze ordeningen te persen. Dan doen we geen recht aan het wezen van het ongeordende. Het wezen wordt aan ons gezicht onttrokken vanwege de schema’s, concepten, vaststaande betekeniskaders. We hebben de neiging splitsend te onderscheiden waardoor we het zicht op het geheel uit het oog verliezen. Zoals een fiets meer is dan de verzameling van onderdelen. Door zicht te krijgen op het wezen van het buitengeslotene kunnen we ook doordringen tot het wezen van het beeld van de werkelijkheid dat in de moderniteit centraal staat. Het buitengeslotene leert ons inzien wat de prijs is van ons moderne denken. We kunnen modern zijn dankzij ons vermogen tot uitsluiting.

Kenmerk van het moderne is ook dat we georganiseerd te werk gaan. We hebben ons op ratio gebaseerde betekeniskader geïnstitutionaliseerd. Een organisatie is meer dan structuur, cultuur, balans, exploitatierekening, klanten, conflicten enz. Het wezen van een organisatie wordt bepaald door de wijze waarop de elementen onderling op elkaar betrokken zijn. Identiteit wordt bepaald door relaties zoals we, verwijzend naar Deleuze, in Deel 2 stelden. Ook moeten we ons realiseren dat de onderlinge verhoudingen tussen elementen steeds kunnen wijzigen, afhankelijk van ons perspectief. Ook dat is lastig omdat we in ons streven naar zekerheid juist hechten aan stabiliteit en die we institutioneel hebben vastgelegd. Het is dus lastig om in het ongeordende te denken. Dat vraagt denkruimte buiten de gevestigde kaders. Dat maakt het ook lastig oog te krijgen voor het nieuwe. De beelden van de werkelijkheid die we ons hebben gevormd zitten vol vanzelfsprekendheden, vol zekerheden.  We zijn geneigd het nieuwe in te passen zodat het logisch past en we onze overtuigingen niet los hoeven te laten. Zelfreferentie bepaalt de waarneming. De krachten die de gevestigde beelden overeind wensen te houden zijn sterk. Nadeel daarvan is dat we het nieuwe dan benaderen met het bestaande als maatstaf. Dat maakt het lastig het wezen van het irrationele en het onlogische te ontdekken. We plaatsen het in rationele kaders en dringen dan niet door tot de boodschap van het irrationele en onlogische.

Een nieuw wereldbeeld

Ons startpunt is dat de bestaande kaders te beperkt zijn om het buitengeslotene te omvatten. Dat buitengeslotene is buitengesloten juist omdat het verstorend werkt. Het zou onze ordeningen verstoren en ons confronteren met onvermogen, met wat niet beredeneerbaar is, met werkelijkheid die onlogisch is en die niet past binnen onze opvatting van logica. Aan de orde is dat we moeten open staan voor de constructie van een nieuw wereldbeeld dat het wereldbeeld van de moderniteit vervangt. Het niet langer vertrouwen op alles wat we in de fase van de moderniteit op rationele basis hebben opgebouwd is een ingewikkelde stap. We moeten de vanzelfsprekendheid van het moderne denken opgeven terwijl juist die denk- en handelingspatronen ons welvaart hebben gebracht. Het karakter van de noodzakelijke verandering is treffend geformuleerd door Morin die, in zijn manifest voor het nieuwe millennium stelt, dat we weliswaar in staat zijn gebleken de natuur naar onze hand te zetten maar tegelijkertijd onze zelfcontrole zijn kwijtgeraakt.

Het moderne wereldbeeld was beperkt door de nadruk op het rationele en materialistische (Slaughter, Leslie). Om tot verandering te komen ligt de vraag voor de hand wat we ons bij een nieuw wereldbeeld moeten voorstellen. Hoe kunnen we zicht en vat krijgen op een wereldbeeld waarin plaats is voor het irrationele, het onlogische? Allereerst is dan het besef belangrijk dat ieder beeld van de wereld een reductie inhoudt. De werkelijkheid kan op tal van manieren worden afgebeeld. Dat is het onvermijdelijk gevolg van een keuze voor het constructivisme. Wellicht dat het beeld dat Deleuze oproept met zijn begrip assemblages, ons daarbij kan helpen. Het beeld van een werkelijkheid waarin voortdurend nieuwe verbindingen ontstaan tussen elementen en waarbij ook de aard van de verbindingen kan veranderen.

Wat moeten we ons voorstellen bij een nieuw wereldbeeld? Hoe ziet een wereld eruit vanuit het perspectief van betekenisgeving? Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Slechts als voorbeeld dat met tal van andere voorbeelden moet worden aangevuld, verwijs ik naar het energetisch wereldbeeld dat elders werd beschreven. (Wagemans, 2019). Een ruimte waarin betekenissen ongeordend bewegen. Betekenissen als objecten die energie-dragend zijn in de mate dat er betekenis aan wordt toegekend. Een nevel van betekenissen die  soms condenseert doordat betekenissen samensmelten in betekeniskaders. Planeten als gestolde betekeniskaders. Het buitengeslotene treffen we aan in de ruimte tussen de planeten. De ruimtenevel bevat het betekenisloze, datgene wat binnen de geldende betekeniskaders niet kan worden betekend. Het is betekenisloos, althans vanuit de systemen bezien. Het is die ruimte die we moeten verkennen. Vanuit het perspectief van geldende betekeniskaders is die ruimte leeg. Maar dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Dat die ruimte vanuit geldende perspectieven betekenisloos is, houdt niet in dat er sprake is van totale leegte. Enkel is het aanwezige niet waarneembaar. Serres pleit , in een ander beeld, over de noodzaak expedities te ondernemen op de oceaan. Daar treffen we aan waarvoor op onze geïnstitutionaliseerde eilanden geen plaats is.

Wanneer we zicht willen krijgen op het buitengeslotene zullen we zeker ook aandacht moeten geven aan de ethische dimensie. Binnen het wereldbeeld van de moderniteit ontbreekt een waardebasis. Of misschien is het beter te stellen dat de waardebasis beperkt is. Ons economisch systeem wordt gedomineerd door de zucht naar ratio, naar efficiency. Alles wat daarbij belemmerend werkt komt onder druk te staan. Het centraal stellen van materie heeft het geestelijke opzij gedrukt. Die noties treffen we ook aan bij van der Wal. Hij karakteriseert het referentiekader van de moderne tijd door middel van drie begrippen: mechanisering van het wereldbeeld, activisme en antropocentrisme. Rationaliteit en materie zijn dominant. Dat veroorzaakt een bias. We hebben geen of onvoldoende oog voor het irrationele, voor het geestelijke. Daardoor komen we ook niet tot duurzame vernieuwingen. Onze analyses worden gedomineerd door een wereldbeeld dat juist de problemen heeft veroorzaakt. We reproduceren het verleden en noemen dat modern.

In de landbouw is men trots op de enorme stijging van de productiviteit. Maar velen, ook binnen landbouworganisaties, in  beleid en politiek, tonen zich doof en blind voor de eenzijdigheid van het onderliggend wereldbeeld. Wanneer je met eng-economische ogen kijkt, is beheer van de common goods zoals natuur, landschap en biodiversiteit een probleem. Die worden opgevat als kostenpost. Men zit in een tredmolen en kan niet stoppen, afhankelijk als men is van de structuren zoals op het vlak van afzet en financiering. Men is gevangen binnen een systeem dat gericht is op veel en goedkoop. De voordelen van nieuwe technologie komen terecht bij de voorlopers, maar al gauw worden die afgeroomd vanwege de zwakke positie van de producent in de voedselketens. Bovendien verliest de landbouw dan aan maatschappelijk draagvlak omdat aantasting van bodem, water en lucht niet langer worden geaccepteerd. Men is dan voorgeprogrammeerd op een herhaling van de problemen, waarbij de schaal van die problemen alsmaar groter wordt.

Die dominantie van bestaande beelden maakt verandering moeilijk. Je zou vanuit het perspectief van het constructivisme kunnen stellen dat we niet zozeer bezig moeten zijn met het veranderen van de werkelijkheid door middel van interventies van de werkelijkheid maar dat we ons nieuwe beelden van de werkelijkheid moeten vormen. De oude beelden hebben afgedaan, ook al hebben ze hun werking behouden omdat ze institutioneel zijn verankerd. Ingrijpende veranderingen kunnen niet worden gerealiseerd binnen de bestaande institutionele kaders. Instituties vormen de condensatie van onderliggende betekenissen. Ze zijn er de uitdrukking en drager van. Het helpt niet om bijvoorbeeld onze instituties te hervormen en meer ruimte te geven voor het onverwachte. Of om strakke richtlijnen te versoepelen . Of om verantwoordelijkheden en bevoegdheden (nog) verder te decentraliseren. Dan blijven we aan de oppervlakte terwijl verdieping nodig is. Door het dak te repareren laten we door rotting aangetaste fundamenten in stand. Instituties zijn uitdrukkingsvormen van een betekeniskader. Juist dat betekeniskader is aan herziening toe. En, nog een slag dieper, ook de processen van betekenisgeving. Wat zijn de onderliggende krachten die het thans dominante betekeniskader stevigheid geven en schragen? De conclusie moet zijn dat noodzakelijke veranderingen zeker ook betrekking moeten hebben op het institutionele kader maar ook dat we daarbij niet kunnen vertrouwen op bestaande instituties. Die houden het bestaande wereldbeeld in stand. De noodzakelijke verandering is een verandering van perspectief, een andere manier van kijken en betekenis geven.

Daarbij gaat het zowel om inhoudelijke als om procesvragen. We moeten nieuwe perspectieven construeren en we moeten kritisch kijken naar de processen waarlangs betekenissen tot stand komen. De verandering houdt een confrontatie in met het irrationele, met chaos. We moeten ons vertrouwen opgeven dat onze ordeningen ons verder kunnen helpen maar tegelijkertijd kunnen we ons nog geen voorstelling maken van alternatieve wereldbeelden. Een nieuwe wereldbeeld vraagt dus primair een nieuw perspectief. Het gaat om verbeelding in plaats van redeneren. We zullen in wat volgt meerdere aspecten benoemen die aangrijpingspunt kunnen zijn voor de constructie van een nieuwe wereldbeeld. Ze vloeien voort uit de analyse die in de vorige Deel 1 en Deel 2 is gepresenteerd.

Pluriformiteit

Binnen de moderniteit neemt het streven naar uniformering een belangrijke plaats in. Een hogere efficiency kon vaak pas worden gerealiseerd door standaardisering. Nieuwe technologie maakte het noodzakelijk dat de wereld eerst geschikt werd gemaakt om van de voordelen van die technologie te profiteren. Die standaardisatie en uniformering werden belangrijke bronnen van uitsluiting. Pluriformiteit betekent dat we juist recht doen aan verschillen en de drang naar standaardisatie weerstaan. Dat geldt binnen onze economie maar zeker ook binnen domeinen als overheidsbeleid en rechtspraak. Het betekent een ingrijpende omslag in ons denken en handelen. Inhoudelijk kan hier een aangrijpingspunt liggen om onze processen diepgaand te onderzoeken. Wat leende zich niet voor uniformering? Wat kon niet worden gestandaardiseerd? Wat viel buiten de boot omdat het processen van modernisering hinderde? Wat zijn we onderweg kwijtgeraakt? Het is een verkenning van wat onder economische druk kwetsbaar was en is .

Ook bij deze stap biedt de modernisering van de landbouw boeiend studiemateriaal. Denk bijvoorbeeld aan de negatieve effecten van de moderne landbouw zoals aantasting van natuur en landschapswaarden. Monoculturen zetten de biodiversiteit onder druk. Het platteland werd ingericht naar de eisen van grootschalige technologie. Landschappelijke variëteit moest wijken omdat dit verdere rationalisatie hinderde. Bedrijven werden grootschaliger en gespecialiseerder. Het gemengde bedrijfstype met gesloten kringlopen moest wijken. Maar daardoor ontstonden nieuwe afhankelijkheden. De verhoudingen in de ketens veranderden. Wat niet veranderde was de beperkte invloed van de primaire producenten, van de boeren zelf. De voordelen van de rationalisatie kwamen aanvankelijk vaak terecht bij de voorlopers. Rationalisatie was een kans op een hoger inkomen. Maar voor anderen werd toepassing ervan een noodzaak. Stilstand was achteruitgang. Toepassing van nieuwe technologie was dan geen bron van extra inkomsten maar een noodzaak omdat anders de continuïteit ging ontbreken. Boeren kwamen in een dwangpositie. Er was geen alternatief. Modernisering, schaalvergroting en specialisatie waren dwingend. Dat had ook culturele gevolgen. Industrialisatie drukte ambachtelijkheid opzij. De landbouw verloor het vermogen tot verbinding op het platteland en werd steeds vaker bron van intense spanningen. Langs die historische weg zouden we expliciet kunnen benoemen welke prijs we hebben betaald voor de modernisering en vooral ook welke krachten daarop van invloed zijn geweest. Het buitengeslotene leert ons zo de identiteit van de moderne landbouw. De betekenis ervan ligt in wat niet paste of niet passend kon worden gemaakt. Die identiteit vind je niet in de kantoren van accountants maar aan de keukentafel waar het besluit valt tot beëindiging van een bedrijf, omdat men de ratrace naar nog groter en nog meer niet kon volhouden. Hoe het boeren wordt beleefd als een levenswijze, in plaats van als een willekeurige economische activiteit. Voor verandering leidt dat tot de uitdaging landbouwsystemen te ontwerpen waarin de beide functies van de landbouw (voedselproductie én beheer van de openbare ruimte) geïntegreerd plaatsvinden. Landbouwsystemen die de rijkdom van de landbouw op het vlak van betekenisgeving benutten en recht doen aan de culturele eigenheid van regio’s. De landbouw kan ons zo ook een dieper inzicht geven in processen van uitsluiting. Welke krachten waren dominant en waarom ontbrak het tegenwicht. De problemen waar de moderne landbouw thans mee kampt zijn dan de symptomen van een intrinsiek onevenwichtig systeem waarin het economische dominant was, boven het ecologische en het sociaal-culturele. De noodzakelijke omkering houdt ten diepste in dat datgene wat thans kwetsbaar is onder economische druk, maatstaf wordt voor economische ontwikkeling. Het kwetsbare als bron van inspiratie dus.

Maar uniformering vond niet slechts plaats binnen het economisch domein.  De Dijn spreekt van een uniformering van de verlangens onder de druk van de moderne media. Het is alsof we worden gedwongen een gezamenlijk ideaalbeeld na te streven waarbij de drang naar gezamenlijkheid belangrijker wordt geacht dan de eigen wil. Vergelijk de gehechtheid om volgens de laatste mode gekleed te gaan waarbij in kleine kring “het” modebeeld voor het komend seizoen wordt bepaald.

Zelfcorrigerende systemen

Binnen het overheidsdomein is aan de orde dat we niet langer het beeld overeind houden van een systeem waarin ieder besluit zich logisch verhoudt tot andere besluiten. Pluriformiteit houdt in dat eenzelfde casus op uiteenlopende wijze kan worden benaderd. Dat is een ingrijpende verandering. Die moet beginnen met de erkenning, dat we een te hoge prijs hebben betaald voor het vasthouden aan een droombeeld van de werkelijkheid met als nadeel de vervreemding tussen overheid en burgers. Hoe ons juridisch georiënteerd betekeniskader voor burgers nauwelijks meer kan worden begrepen terwijl het tegelijkertijd noodzakelijke veranderingen blokkeert. Erkenning houdt in dat we ons gaan realiseren dat we illusies nastreven. Een logische consequentie is dat we politiek en bestuur weer dichter naar burgers brengen. Maar een consequentie is ook dat de toedeling van verantwoordelijkheden wordt herzien. Die is nu geconcentreerd bij de overheid waarbij tegelijkertijd de positie van burgers gekenmerkt wordt door vrijblijvendheid. Er is een nieuw concept van burgerschap nodig en een herschikking van rechten en plichten. Het recht om af te wijken wordt gekoppeld aan de plicht de consequenties ervan te dragen. Dat betekent een einde aan tal van mechanismen van afwenteling die nu kenmerkend zijn. Denk bijvoorbeeld aan afwenteling van milieueffecten naar de overheid of belastingconstructies die enkel tot doel hebben belastingheffing te ontgaan. De huidige ordeningen bieden teveel mogelijkheden voor parasitair gedrag. Men voedt zich met andermans eten.

Binnen de huidige regelsystemen hebben we enorme capaciteit nodig voor controle. Opsporen en correctie van overtredingen vraagt grote inspanningen. Worden de regels wel nagekomen? En hoe kan corrigerend worden opgetreden? Het is al te vaak een juridisch steekspel geworden dat vaak pas na jarenlange procedures een einde vindt. Bij een herschikking van verantwoordelijkheden is dat een belangrijk aandachtspunt. Hoe kunnen we systemen ontwerpen waarin het in belang van betrokkenen is die regels na te leven? In plaats daarvan is systeemreparatie nodig. Een denkrichting daarbij kan zijn om verantwoordelijkheid een gezicht te geven. Systemen waarbij burgers rechtstreeks nadeel ondervinden wanneer anderen voordeel genieten van het ontwijken en ontduiken van regels. Het basisprincipe is dan wederkerigheid. De anonimiteit van de markt wordt doorbroken. Dat zou systemen veerkrachtig maken. In die benadering past bijvoorbeeld om de boetes van verkeersovertredingen ten goede te laten komen van gemeenten. Op die manier worden de kosten van handhaving van verkeersmaatregelen betaald door de overtreders. Nu blijven snelheidscontroles vaak achterwege omdat de politie stelt er geen capaciteit voor beschikbaar te hebben. Het vraagt een doordenking van de wijze waarop we thans verantwoordelijkheden op het vlak van handhaving en controle hebben toegedeeld. De anonimiteit die thans kenmerkend is wordt dan doorbroken. Dat kan ook inhouden dat burgers een actievere rol oppakken omdat ze rechtstreeks nadeel ondervinden van overtredingen door anderen. Ook hier dus decentralisatie van verantwoordelijkheden. Daarnaast kan sprake zijn van overheveling van taken die nu bij gemeenten berusten naar de private sfeer. De vraag of een buurt- of gemeenschapshuis een sluitende exploitatie heeft wordt primair bij inwoners gelegd. Die verantwoordelijkheid wordt dan gekoppeld aan een grotere handelingsruimte en minder c.q. minder gedetailleerde regels. Niet langer wordt gezocht naar “de” oplossing voor “het” probleem.

Dynamiek

We stelden al eerder dat ons formele betekeniskader dat aan de basis ligt van overheidsbeleid statisch is. We definiëren, leggen definities wettelijk vast en dwingen onszelf vervolgens vast te houden aan die definities. Uitdagend is het om tot een nieuwe beleidscontext te komen die kan meebewegen met de dynamiek binnen een samenleving. We moeten steeds weer opnieuw beslissen hoe we ons wensen te verhouden tot het nieuwe. Het is het beeld van de nomade die niet vooraf weet wat de reis hem zal brengen. Zijn trektocht kent geen vaste routes met vaste bakens maar is eerder een voortdurend construeren en reconstrueren. Wat hij gisteren leerde kan vandaag betekenisloos zijn. Het is een reis zonder veel zekerheden. Ook die omslag is voor ons ingrijpend. Het betekent dat we zekerheden als schijnzekerheden moeten ontmaskeren. De omslag is existentieel. We komen daar verderop op terug.

Hoe gaan wij om met vaste bakens? Nemen we ze als vanzelfsprekend aan en laten we ons leiden? Of durven we ze kritisch en als veranderbaar te beschouwen? Zijn we bijvoorbeeld bereid de wijze waarop we de scheiding van de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht hebben georganiseerd tegen het licht te houden? Nog los van de vraag of de huidige systematiek oplevert wat we ambieerden, brengt dit systeem ook hoge transactiekosten met zich mee. We klagen over toenemende juridisering maar beschouwen het bestaande systeem als onaantastbaar en in ieder geval lastig te veranderen. Het raakt de beginselen van de rechtsstaat, zo wordt vaak gesteld. Dat nodigt niet uit om vernieuwend te ontwerpen. Echter, ook zonder de basisbeginselen van onze rechtsstaat zelf ter discussie te stellen kan de uitdaging zijn de wijze waarop we die beginselen vorm hebben gegeven als onderwerp te agenderen. Of neem ons politieke systeem. Zijn er andere constructies denkbaar dan het huidige systeem dat op partijpolitiek is gebaseerd? En kunnen we de grenzen verleggen rond het gelijkheidsbeginsel? Zouden we ons systeem van rechtspraak kunnen regionaliseren in plaats van het statisch en gelijkschakelend karakter nog te verstevigen door slim gebruik van nieuwe technologie? Zou dit kunnen bijdragen aan vermindering van de vervreemding tussen overheid en burger? Onze structuren en ordeningen zijn niet meegegroeid. Ze zijn positivistisch van aard. Zolang we daaraan vasthouden dragen veranderingen, hoe goedbedoeld ook, het risico in zich dat we nog verder vastlopen in een onontwarbaar kluwen dat nog slechts door weinigen kan worden begrepen. We hebben nieuwe concepten voor begrippen als consistentie, gelijkheid en rechtvaardigheid nodig. De wijze waarop we deze waarden hebben geoperationaliseerd dient niet meer.  We hechten aan democratische beginselen. Maar hoe groot is de ruimte daarvoor? Heeft, verwijzend naar Slama, het formele kader van de overheid vanwege de nadruk op gelijkheid en uniformering geen totalitaire trekken gekregen? Is het niet te zeer betekenis dodend geworden voor al datgene wat niet kan worden ingepast? Is het niet te zeer uitsluitend geworden en constructeur van betekenisloosheid? Hoe kunnen we meer ruimte scheppen voor beleving en gevoelens?

De ethische dimensie

Een pleidooi voor pluriformiteit en beleving zoals we in het postmodernisme aantreffen is begrijpelijk en nodig, maar onvoldoende. De context van belangen moet worden vervangen door een context van waarden. We zagen dat ideologische thematiseringen naar de achtergrond zijn verdrongen. We hebben ze rationeel benaderd. We zijn waarden gaan regelen en daardoor hebben we waarden van hun wezen ontdaan. Van rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid hebben we rationele constructies gemaakt. Daarmee hebben we ze ontdaan van hun potentie tot inspiratie. We hebben ze als het ware kapot geredeneerd. We benutten regels als instrument en beseffen niet dat we juist daardoor het wezen ontnemen aan waarden.

Nodig is dat we een nieuwe waardebasis kiezen voor ons beleid en daarvan afgeleide regels. Een sprekend voorbeeld is de problematiek rond duurzaamheid. De context van belangen is daarbij vaak richtinggevend. We zijn bereid om maatregelen te nemen op voorwaarde dat die economisch draagbaar zijn. Anders gezegd, ons economisch systeem dat op groei is gebaseerd en dat een beperkte waardebasis kent wordt de maatstaf voor het streven naar duurzaamheid. Dat betekent een garantie voor instandhouding van de duurzaamheidsproblematiek. We willen de slag maken naar een duurzame samenleving mits de oorzaken van het gebrek aan duurzaamheid onaangeroerd blijven en hun werk kunnen blijven doen. De constructie van een waardebasis kan verder niet vrijblijvend zijn. Wezenlijk is een strakke en consequente koppeling van waarden aan gedrag. Anders blijven waarden woorden zonder werking. We bevestigen ze in woorden maar weigeren er consequenties aan te verbinden. Ook kunnen we bij realisering van noodzakelijke omslagen niet vertrouwen op bevoegdheden zoals die binnen bestaande structuren zijn toegedeeld. De vernieuwing kan niet worden geregeld in traditionele zin. Hooguit kunnen de condities worden geschapen. Uiteindelijk is het de mens zelf die die ruimte creëert. Dat betekent dat ordeningen en structuren die als anoniem worden beleefd niet de sterkte hebben de noodzakelijke transities te dragen.

Dat onderscheid tussen waarden en de wijze waarop we die in ons dagelijks denken en handelen hebben vertaald en vormgegeven, kan worden geduid als een belangrijke oorzaak van de problematiek waar we thans mee te maken hebben. Waarden werden opzij gedrukt door het centraal stellen van het pragmatische. Het instrumentele werd dominant boven het waardevolle. De effecten van economische vooruitgang op bijvoorbeeld natuur, landschap en omgevingskwaliteit moesten lange tijd wijken voor economisch gewin. De processen van de modernisering gingen met zichzelf op de loop. De ethische dimensie werd overklast, was lange tijd niet zichtbaar en had in ieder geval weinig betekenis. Het ethische leent zich nu eenmaal niet voor rationalisatie. Het ethische vraagt bovenal een persoonlijke stellingname en kan niet worden overgelaten aan rationeel redeneren. Ten diepste drukken opvattingen over ethische vragen uit hoe je als mens in de wereld staat. Dergelijke vragen laten zich niet gemakkelijk objectiveren in bijvoorbeeld het aantal weken waarbinnen abortus is toegestaan. Dan ontdoet men vragen van ethische aard van hun wezen. Nodig is dat de  context van regels en belangen wordt vervangen door een context van waarden. We zijn waarden gaan regelen en daardoor we ze van hun essentie hebben ontdaan. Van rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid hebben we rationele constructies gemaakt. Daarmee hebben we ze hun potentie tot inspiratie ontnomen. We hebben ze als het ware kapot geredeneerd. In ons dagelijks opereren zien we  regels niet meer als uitdrukking van onderliggende waarden. We bevestigen door ons gedrag ethische posities zonder dat we ons dat realiseren. Kerst- en nieuwjaarstoespraken brengen daar, hoe goedbedoeld ook, geen verandering in.

Nodig is dat we een nieuwe waardebasis kiezen voor ons beleid en daarvan afgeleide regels. Een sprekend voorbeeld is de problematiek rond duurzaamheid. De context van belangen is daarbij vaak richtinggevend. We zijn bereid om maatregelen te nemen op voorwaarde dat die economisch draagbaar zijn. Anders gezegd, ons economisch systeem dat op groei is gebaseerd en dat een beperkte waardebasis kent, wordt de maatstaf voor het streven naar duurzaamheid. Dat betekent een garantie voor instandhouding van de duurzaamheidsproblematiek. We willen de slag maken naar een duurzame samenleving mits de oorzaken van het gebrek aan duurzaamheid onaangeroerd blijven en hun werk kunnen blijven doen. De constructie van een waardebasis kan verder niet vrijblijvend zijn. Wezenlijk is een strakke en consequente koppeling van waarden aan gedrag. Anders blijven waarden woorden zonder werking. We bevestigen ze in woorden maar weigeren er consequenties aan te verbinden. Ook kunnen we bij realisering van noodzakelijke omslagen niet vertrouwen op bevoegdheden zoals die binnen bestaande structuren zijn toegedeeld. De vernieuwing kan niet worden geregeld in traditionele zin. Hooguit kunnen de condities worden geschapen. Uiteindelijk is het de mens zelf die die ruimte creëert. Ordeningen en structuren die als anoniem worden beleefd hebben niet de sterkte de noodzakelijke transities te dragen.

Integratie c.q. verbinding tussen systemen

Zo op het eerste gezicht zou men kunnen stellen dat het met onderlinge verbindingen wel meevalt. We leven in een polderlandschap en polderen zit ons in het bloed. Er is een uiterst intensief complex van overlegorganen dat in tal van procedures is vastgelegd. Inspraak en participatie spreekt vanzelf. Zo beschouwd is er reden tot tevredenheid. We houden niet van autoritair gezag maar wensen gekend te worden. Er is echter ook een ander beeld denkbaar. Daarvoor is het nuttig eens nader te kijken naar al die overlegvormen en naar de aard van dat overleg. Dan zien we een beeld waarin wordt gestreefd naar overeenstemming die maar al te vaak het karakter heeft van onderhandeling tussen partijen die het tegenovergestelde bepleiten. Dat vloeit logisch voort uit de historie van onze instituties. We zijn traditionele georganiseerd rond tegenstellingen. We kennen werkgevers- en werknemersorganisaties, landbouw- en natuurorganisaties. De overeenstemming die via onderhandelingen wordt bereikt heeft het karakter van compromissen tussen volstrekt tegengestelde posities. Het zijn geen oplossingen in de eigenlijke zin van het woord maar er is eerder sprake van een tijdelijke pacificatie. In de politieke praktijk van alledag worden elementen aan elkaar gekoppeld die weinig gemeenschappelijk hebben. We scheppen verbindingen die het tegengestelde op een kunstmatige en geforceerde wijze aan elkaar koppelen.

Een voorbeeld vormt de landbouw die in de periode voorafgaande aan de modernisering weinig spanning liet zien tussen de landbouw als producent van voedsel en de landbouw als beheerder van het platteland. Rationalisering en daaruit voortvloeiende schaalvergroting en specialisatie werd vervolgens bron van spanning tussen de beide functies. Profijtelijke productie van voedsel en beheer van common goods als lucht, water en bodem waren niet meer combineerbaar. De noodzaak tot economische productie leidde ertoe dat natuur, landschap en een gezonde leefomgeving de prijs betaalden voor de vooruitgang, nog los van sociaal-emotionele schade. De uitdaging kan dan zijn elementen als gezond voedsel, natuurontwikkeling, verdienmodellen, vervreemding van de burger van zijn voedsel, ketenvernieuwing, zorg voor het milieu, schaalverkleining, export, regionalisering, cultuurhistorie, onderwijs en bijvoorbeeld verblijf voor senioren met elkaar te verbinden door middel van geheel nieuwe koppelingen die harmonisch en betekenisvol zijn voor betrokkenen. Landbouw wordt dan primair opgevat als een ontmoeting met de natuur wat een veel rijkere bron van betekenisgeving kan zijn dan de vrijwel permanente strijd tussen economische belangen en respect voor onze natuurlijke omgeving.

Naast het interne functioneren van systemen is de vraag aan de orde hoe systemen onderling communiceren. Serres stelt dat een van de gebreken van onze samenleving is dat de onderlinge relaties zwak zijn. Domeinen als de economie en bijvoorbeeld de kunsten opereren met een grote mate van zelfstandigheid. Er zijn weinig onderlinge relaties en als ze er zijn hebben ze slechts een marginale betekenis. Serres hekelt het domein-gebonden denken en handelen. Hij pleit voor krachtige verbindingen. Die zijn echter moeilijk te realiseren. De cultuur is daar ook niet op gericht. In veel domeinen heerst een professionele houding. Men beschermt de eigenheid van het domein en maakt de toegankelijkheid lastig. Zo dient wetenschap te worden beoefend door wetenschappers en wetenschapper word je pas nadat je hebt voldaan aan intern vastgestelde eisen. Of een onderzoek wetenschappelijk verantwoord is wordt bepaald door wetenschappers. De architectonische kwaliteiten van een gebouw worden beoordeeld in eigen kring, door architecten. Datzelfde geldt voor het medisch domein. Wie niet volgens de vastgestelde strakke richtlijnen werkt riskeert te worden voorzien van het etiket “kwakzalver” en wordt de toegang tot het domein geweigerd. Het medisch domein kent een eigen tuchtrechtspraak. Ook de journalistiek kent een eigen systeem voor beoordeling van journalistieke uitingen. Zo bewaken de afzonderlijke systemen de eigen grenzen via regels en toelatingsnormen. Wanneer je binnentreedt heb je de geldende spelregels te accepteren. Voor het politieke systeem geldt hetzelfde al zijn de geldende regels voor een belangrijk deel informeel. De politiek zou eigenlijk knelpunten en gebrek aan verbindingen moeten waarnemen om vervolgens de gewenste maatregelen te nemen. Maar het politieke systeem is zelf een domein met gebreken. Het is ingesnoerd in nauwe regels en gedetailleerde regels. Het stellen van vragen en de beantwoording ervan dient via voorgeschreven procedures te lopen. Datzelfde geldt voor verzoeken tot agendering. Het is een eigen wereld geworden met tal van eigen mores en spelregels. Bovendien wordt het spel slechts door weinigen gespeeld. Het percentage burgers dat lid is van een politieke partij is extreem laag en van de leden is slechts een zeer laag percentage politiek actief. De vervreemding wordt in stand gehouden, niet als doel maar toch zeker als uitkomst. Bovendien gaan we slordig om met verschillen tussen partijen. De debatten in verkiezingstijd worden gekenmerkt door oppervlakkigheid. Burgers worden niet aangezet tot diepere beschouwingen en persoonlijke positiekeuzes. Eerder hebben debatten amusementswaarde door de handigheid, kwinkslagen en debattechniek van de deelnemers of juist door het ontbreken daarvan. Kleine versprekingen worden uitgelicht. Daardoor raakt de politieke agenda in ideologisch opzicht leeg. De burger is koopwaar geworden, althans zijn stem. Verkiezingscampagnes worden beheerst door manipulatie van de beeldvorming van burgers. Wie van standpunt verandert krijgt het etiket van onbetrouwbaar opgeplakt.

In de geest van Deleuze moeten we onderlinge verschillen niet gemakkelijk afdoen maar juist op hun essentie onderzoeken. Door ons te beperken tot de vaststelling van het verschil doen we de verschillen zelf geen recht. Deleuze stelt dat we nieuwe verbindingen moeten kunnen leggen. We moeten niet volstaan met definiëring en etikettering zodat ze passend worden gemaakt voor behandeling binnen onze systemen. Dan komen  we niet toe aan het wezen ervan. Wanneer we zicht hebben op het wezen van verschillen is vervolgens de vraag aan de orde tot verbindingen te komen. Die verbindingen zullen heel anders en uit oogpunt van betekenisgeving veel rijker kunnen zijn dan de wijze waarop we nu met verschillen omgaan. Het splitsend denken in een context van belangentegenstellingen wordt vervangen door koppelingen tussen onderliggende waarden. Calculatie wordt dan vervangen door inspiratie, respect en betrokkenheid. We moeten het wezen van onze ordeningen en vooral het onderliggend betekeniskader tot onderwerp van onderzoek en dus van kritiek maken. Dat betekent dat we het vanzelfsprekende gaan verkennen. De gevolgen daarvan kunnen immens zijn. Wanneer we eraan toekomen een ander betekeniskader te construeren betekent dat ook dat we onze instituties nader moeten beschouwen. Die vormen immers de belichaming en expressie van een gedateerd betekeniskader.

In Deel 4 komt aan de orde hoe ons bewustzijn ons kan helpen bij de transformatie naar een nieuw wereldbeeld en hoe die transformatie ons met existentiële vragen confronteert.


Literatuur

Braidotti, Rosi, Op doorreis. Nomadisch denken in de 21ste eeuw, Amsterdam, Uitgeverij Boom, 2004

Dedijn, Herman, Voorbij (de mislukking van) de Moderniteit?, verschenen in Paul Cortois & Guido van Heeswijck (red.), Religie onder kritiek. De plaats van Religie in de seculiere samenleving, Acco, 2016, p. 41 – 53.

Deleuze, Gilles, Guattari, Felix, A Thousand Plateaus, Bloomsburry Publishing Plc, 2013

Van Egmond, Een vorm van beschaving, Uitgeverij Christofoor, Zeist; 2e druk juni 2011

Morin, Egdar, , From Homeland Earth; A New Manifesto For  The New Millennium, Journal of conscious evolution, May 2018

Latour, Bruno en Serres, Michel, Conversations on Science, Culture and Time, University of Michigan Press, 1995

Slama, Alain-Gerard, L’angélisme exterminateur : essai sur l’ordre moral contemporain, Hachette Littératures 1993

Slaughter, S & L. Leslie, Academic capitalism: politics, policies and the entrepreneurial university, Baltimore: Johns Hopkins University Press, 1997

Wagemans, M., Een Oceaan van Betekenisloosheid, een kritische analyse van beleid, politiek en wetenschap met een verwijzing naar de filosofie van Michel Serres, Digitalis, Utrecht, 2016

Wagemans, Van een definiërend naar een energetisch wereldbeeld, tevens gepubliceerd in Civis Mundi, nr 91 november 2019

van der Wal, G.A. De Omkering van de wereld, achtergronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef, Ambo, 1996


Mathieu Wagemans werkte 40 jaar binnen het Ministerie van Landbouw en hield zich o.a. bezig met nationaal en internationaal visserijbeleid, landbouwvoorlichting, milieubeleid en planologisch beleid. De laatste 10 jaar was hij werkzaam bij InnovatieNetwerk met aandacht voor institutionele aspecten rond systeemvernieuwing. Hij promoveerde in 1987 op het thema ambtelijke oppositie binnen het Ministerie. Voor de Wereldbank en de FAO vervulde hij missies naar landen in transitie (o.a. Rusland, China, Vietnam, Moldavië) met de nadruk op herschikkingen binnen overheidsinstellingen (Ministeries, kennisinstellingen). Daarnaast is hij ruim 35 jaar actief in de gemeentepolitiek, thans als raadslid voor de lokale partij Ronduit Open in Leudal. Hij heeft een bijzondere belangstelling voor vragen rond rationaliteit: de spanning tussen de theorie en de praktijk. Hij beheert de site: www.ontganiseren.nl


download als pdf: deel 3 – Opzoek naar een nieuw wereldbeeld