Een andere kijk op orde en chaos – Collectief bewustzijn en veranderingsprocessen

Een andere kijk op orde en chaos
Deel 4: Collectief bewustzijn en veranderingsprocessen

dit artikel werd ook gepubliceerd in Civis Mundi Digitaal #99, juni 2020

door Mathieu Wagemans
www.ontganiseren.nl www.eutopianen.nl

https://transinformation.net/die-immense-energetische-verschiebung-wichtige-varianten-zur-integration

In Deel 1 en 2 maakten we een beschouwende analyse van de moderniteit en benoemden we een aantal systeemgebreken. Deel 3 was gewijd aan de veranderingsopgave waar we voor staan.
In dit Deel 4 gaan we in op het veranderingsproces. We geven daarbij aandacht aan begrippen als betekenisgeving en bewustzijn. Bij processen van betekenisgeving maken we een onderscheid tussen het individuele en het collectieve niveau. In Deel 4 richten we ons op hoe processen van betekenisgeving op collectief niveau verlopen. We staan stil bij wegen waarlangs definities kunnen institutionaliseren.
In Deel 5 staat het individuele niveau centraal; de positie en rol van het individu in en bij ingrijpende veranderingsprocessen.

De stap naar een ander wereldbeeld

Er is een breed levend besef dat we toe zijn aan een ander wereldbeeld. De overtuiging wordt intussen in grote kring gedeeld dat we niet kunnen volstaan met aanpassingen binnen het bestaande systeem van ordening en dat we op zoek moeten naar een nieuw fundament.
Er wordt gepleit voor een tweede Verlichting. De eerste Verlichting bevrijdde de mens van afhankelijkheden die hij als vanzelfsprekend en dwingend ervoer. De mens kwam vanuit een onafhankelijke relatie tot de werkelijkheid te staan. Maar die vrijheid is weer ingeleverd voor nieuwe afhankelijkheden. Het betekeniskader van de moderniteit heeft ons in zijn greep gekregen. Kenbaarheid en maakbaarheid zijn uitgangspunt en het wereldbeeld van de moderniteit is daarop gegrondvest. We hebben de wereld aangepast aan de eisen van de technologie.

De tweede Verlichting is erop gericht dat we ons aan dat regime onttrekken. Dat houdt in dat we de regie weer in eigen hand nemen en niet langer pion zijn in veranderingsprocessen die met zichzelf aan de haal zijn gegaan.
Dat is een lastige opgave, alleen al omdat we het betekeniskader van de moderniteit in sterke mate hebben geïnstitutionaliseerd. We zitten er stevig aan vast. We houden de problemen als het ware georganiseerd in stand. Dat betekeniskader heeft op tal van terreinen vooruitgang gebracht maar is aan vervanging toe omdat het eenzijdig is gericht op steeds verdere rationalisatie met verwaarlozing van wat niet rationeel is maar wel betekenisvol. Belangrijke waarden op ecologisch en sociaal-cultureel gebied staan onder druk en dreigen steeds verder te worden gemarginaliseerd. Nog meer moderniteit kan ons niet helpen, maar de problemen eerder nog verder vergroten. Het betekeniskader van de moderniteit heeft echter nog weinig aan dwingende invloed verloren. We hebben dat betekeniskader krachtig geïnstitutionaliseerd zodat we de problemen als het ware georganiseerd in stand houden. Wij hebben de wereld gemodelleerd naar de uitgangspunten en eisen van de moderniteit.
Dat wereldbeeld van de moderniteit hebben we geïnternaliseerd. We gedragen ons ernaar. De daarop gebaseerde routines ervaren we als vanzelfsprekend. We staan er nauwelijks bij stil. We zijn als het ware voorgeprogrammeerd en kunnen ons er moeilijk van losmaken. De krachten om een voorgeprogrammeerd leven te leiden zijn sterk.

Kenmerken van die voorprogrammering  zijn het eenheidsdenken en de daaruit voortvloeiende drang en dwang tot uniformering zoals we zagen in Deel 1. Standaardisatie en harmonisatie waren nodig om de voordelen van technologie goed te kunnen benutten. En dus moest de werkelijkheid worden aangepast aan de eisen van de technologie.
Maar niet alleen de technologie was oorzaak. In de overheidssfeer zag je vergelijkbare processen. We vinden het belangrijk dat burgers door de overheid gelijk worden behandeld, ook al kan hun situatie erg verschillen. Regels dienen voor iedereen te gelden. Dat heeft geleid tot een regelsysteem dat harmoniserend werkt. De mensen zijn niet gelijk maar voor de toepassing van regels construeren we een werkelijkheid waarin we de ambitie van gelijkheid overeind kunnen houden. En vervolgens worden we alsmaar gedwongen om onze formele constructie van de werkelijkheid aan te passen. We specificeren definities en verbijzonderen procedures, allemaal nodig omdat we onze illusie van maakbaarheid niet willen opgeven. De overheid wordt zo een bron van vervreemding waarbij pogingen om de vervreemding op te lossen uitmonden in steeds meer vervreemding.

Kort en goed, om gebruik te maken van de voordelen van de moderniteit was harmonisatie en standaardisatie nodig. Tegelijkertijd heeft de mens een toenemende behoefte om zich te ontwikkelen als individu. Dat vraagt ruimte en variatie en staat haaks op harmonisering. Er is sprake van een spanning tussen enerzijds een in economisch opzicht welvarend leven en een rijk leven in termen van een betekenisvol leven. Het opgeven van economische welvaart is echter lastig, gehecht als we zijn aan het wereldbeeld van de moderniteit. Het vraagt opoffering in materieel opzicht om ruimte te scheppen voor het niet-materiele, voor het betekenisvolle. Die ruimte, zo is een groeiende overtuiging, vinden we niet in de op materie gerichte wereld buiten onszelf. Onthechting van het materiële vraagt een verandering in onszelf zoals we in Deel 5 zullen zien.

De overstap naar een ander wereldbeeld is dus niet eenvoudig. We kunnen daarbij niet terugvallen op gebruikelijke processen vanuit een rationeel en instrumenteel perspectief. Toch is dat de gebruikelijke benadering van de instrumentele rationaliteit. We analyseren problemen en formuleren een gewenst beeld van de werkelijkheid. Vervolgens stellen we een plan op waarin we doelen en tussendoelen formuleren. We besluiten welke middelen we nodig hebben en we maken afspraken over wie wat moet doen. We onderscheiden in een logische volgorde een aantal stappen die we vervolgens uitvoeren. Tussentijds evalueren we om te kijken of we op het goede pad zitten. Veranderbaarheid is vanzelfsprekend en is voorondersteld. Nu leert de ervaring ook dat planning geen garantie geeft dat we de gewenste veranderingen ook daadwerkelijk kunnen realiseren. De werkelijkheid blijkt vaak wat ingewikkelder dan vooraf gedacht. De werkelijkheid gedraagt zich niet lineair en blijkt weerbarstig te zijn. De ervaring dat veranderen niet zo eenvoudig is, heeft de laatste decennia geleid tot niet-rationele benaderingen. Zeker wanneer we voor ingrijpende veranderingen staan kunnen we lang niet altijd vertrouwen op vooraf bedachte mechanismen. Veranderen was vaak een kwestie van door- en aanmodderen, van muddling through zoals Lindblom vijftig jaar geleden stelde. 1

Buidingstatecapability.com

De overtuiging groeide dat mensen moeten meebewegen. Er kwam steeds meer aandacht voor de betekenis van draagvlak en hoe dat kon worden bereikt. Open communicatie is belangrijk. We moeten mensen “meenemen” in het proces. Dat betekent voortdurende interactie. Verandering moet als het ware een construct worden van alle betrokkenen. Maar ook dergelijke, zonder twijfel goedbedoelde, aanpassingen zijn niet altijd succesvol. Draagvlak krijg je niet door slimme manipulatie met behulp van goed doordachte argumenten. Dan blijf je zitten in een context van belangen. Je probeert anderen van de noodzaak van verandering te overtuigen. Uitgangspunt is dan dat verandering lukt wanneer betrokkenen er het voordeel van inzien.

Wat kunnen we leren van de processen van modernisering?

Alvorens aandacht te geven aan wat nodig is en in te gaan op processen van bewustzijnsverruiming en bewustzijnsverdieping lijkt de vraag relevant wat we van het verleden kunnen leren. Het loont om inzicht te krijgen in hoe het wereldbeeld van de moderniteit dominant kon worden en bezit van ons heeft genomen. Hoe konden we mentaal voorgeprogrammeerd raken zodat vanzelfsprekendheden ons denken en doen gingen beheersen?

Interessant is in dat verband kennis te nemen van de filosofie van Foucault. Die stelt dat processen van disciplinering bezit van ons kunnen nemen zonder dat we ons daarvan bewust zijn. Er ontstaan routines die we als vanzelfsprekend ervaren en die dus geen kritische beschouwing vragen. Wat vanzelf spreekt houdt zichzelf nu eenmaal in stand. We hebben onszelf vastgekluisterd aan patronen. We kunnen ons weliswaar bewust zijn van de eindigheid van de paden die we betreden maar verandering is geen optie. Dan stort onze schijnwereld in elkaar. In plaats daarvan houden we liever illusies in stand. Door vast te houden aan achterhaalde zekerheden kunnen we ons onttrekken aan de noodzaak tot ingrijpende verandering en aan het construeren van nieuwe zekerheden. En wellicht aan een wereldbeeld waarin we definitief afscheid moeten nemen van zekerheden.

Processen van disciplinering verlopen niet lineair maar er is sprake van vaak verfijnde mechanismen. Als voorbeeld de technologische vooruitgang.
We hebben veel te danken aan nieuwe technologie maar de technologie vroeg daar een prijs voor. Ongemerkt zijn de verhoudingen omgekeerd. Technologie als instrument werd regisseur. De technologie is gaandeweg met ons op de loop gegaan. Dat kon gebeuren omdat we de techniek als een hulpmiddel zagen, een instrument. Maar dat instrument was geen dood instrument. Het had manipulerend vermogen. Manipulerend als term is hier bewust gekozen. Wat de techniek met ons denken en doen doet is vaak impliciet. Technologie oefent kracht uit maar het is een verborgen kracht die juist daardoor krachtig kan zijn. De impact ervan kan doorwoekeren, juist omdat we ons er niet goed van bewust zijn. Het beeld is vaak dat slechts hiërarchie en regels ons dirigeren en programmeren, maar de techniek doet zijn werk ongemerkt en is daardoor gevaarlijker dan hiërarchie. Vergelijk de Nieuwe Actor Theorie van Latour. 2

Die houdt in dat ook objecten werking kunnen hebben. Dat lijkt op het eerste gezicht wellicht een merkwaardige opvatting omdat we geneigd zijn een technisch hulpmiddel op te vatten als dode materie. Nog een stap verder is wanneer we technologie te hulp roepen als oplossing voor problemen die door de technologie worden veroorzaakt. Mestoverschotten in de intensieve veehouderij worden bijvoorbeeld vanuit de landbouw niet opgevat als systeemprobleem van een te ver doorgevoerde intensivering maar er is een onwrikbaar vertrouwen dat nieuwe technologie op het terrein van mestverwerking het probleem zal oplossen. Kortom, door te blijven vertrouwen op technologie kunnen we moeilijke vragen uit de weg gaan.

Zo verandert de werkelijkheid ongemerkt in een technologisch gedreven werkelijkheid. Die is voor ons vanzelfsprekend geworden waarbij we ons niet meer goed realiseren wat de impact ervan is. De consequentie is dat we ons als mens in een werkelijkheid hebben geplaatst waarin we zelf instrument van de techniek zijn geworden in plaats van omgekeerd. Dat is een ingrijpende verarming van ons menszijn. Ons betekeniskader worden gedomineerd door de techniek. We passen ons aan opdat we de mogelijkheden van de techniek kunnen benutten. We passen niet alleen de condities aan maar ook onszelf. Techniek wordt vanzelfsprekend en dus ook de condities waaronder de techniek kan worden toegepast. Dat is eigen aan het betekeniskader van de moderniteit. We zijn ons er niet goed van bewust.

De voordelen van de techniek worden door ons zo sterk gewaardeerd en zijn met ander woorden zo betekenisvol dat de nadelen ervan niet de kracht hebben ons ervan bewust te maken. Gemak en genot staan voorop. Het leidt tot een cultuur van oppervlakkigheid, wellicht niet als keuze maar toch zeker als uitkomst van mentale programmeringsprocessen die ongemerkt hun kracht uitoefenen en werking hebben. Er is sprake van een paradox is. Door onze kennis en technologie zijn we in staat gebleken tot beïnvloeding van de werkelijkheid maar de prijs daarvoor is dat we ons ondergeschikt moesten maken aan de krachten die ons tot die beïnvloeding in staat stelden. Techniek als bron van vervreemding.

Het rationele en instrumentele denkkader heeft zo een nieuwe werkelijkheid geconstrueerd. In die werkelijkheid gelden andere wetten en regels dan in de dagelijkse praktijk en hoe we die ervaren. Interventies die zijn bedoeld om problemen aan te pakken hebben wellicht werking binnen die op rationaliteit gebaseerde werkelijkheid maar niet binnen de werkelijkheid zoals we die zelf dagelijks ervaren. Door interventies blijven de verschillen in stand. Vergelijk het beeld van een rizoom bij Deleuze. 3
We schoffelen het onkruid weg zodra dit zich boven de grond vertoont maar het ondergrondse worstelstelsel blijft onaangetast. We repareren een afwijkend en gemankeerd beeld van de werkelijkheid met interventies die de onderliggende problemen onaangetast laten. Wanneer rationaliteit het probleem is helpt nog meer van eenzelfde rationaliteit niet om dat probleem op te lossen. Het rationaliteitsbegrip zelf is aan verandering toe. Zolang we bestaande concepten van rationaliteit overeind houden, belemmeren we onszelf om de overstap te maken naar de constructie van een nieuwe werkelijkheid. Weliswaar heeft ook die nieuwe werkelijkheid het karakter van een afbeelding maar het is een afbeelding die we ervaren als betekenisvoller en die dus dichter bij onze beleving ligt.

Naar een ander wereldbeeld

Die overstap naar een nieuw wereldbeeld is dus lastig. We vinden die verandering niet wanneer we binnen het thans geldende formele betekeniskader blijven. Een verwijzing ligt voor de hand naar de veel geciteerde uitspraak van Einstein die stelt dat we problemen niet oplossen met behulp van en binnen de kaders die de problemen hebben veroorzaakt. We moeten de ruimte daarbuiten verkennen. Dat kan niet binnen bestaande institutionele kaders omdat die uitdrukking vormen van bestaande betekeniskader. Maar daarbuiten treden is lastig. We zijn zo druk binnen het wereldbeeld van de moderniteit dat we nauwelijks tijd hebben voor een moment van bezinning. We zitten vast aan betekeniskader. We zijn gewikkeld in een strijd om te overleven. De weg die we kiezen is de weg van het economisch model. Er moet groei zijn. Zonder groei geen continuïteit. Maar met deze vorm van groei vergroten we het probleem zonder dat we ons ervan bewust zijn. Dat is zeldzaam sprekend in beeld gebracht door Francisco Goya.

Fight with Cudgels, Francisco Goya, El Prado Madrid

Het is het beeld van twee mannen die met knuppels een conflict uitvechten. Ze staan reeds tot hun knieën in het drijfzand en met iedere slag die ze elkaar toebrengen zinken ze dieper weg. Michel Serres zegt hiervan dat ze door het gevecht toewerken naar hun eigen gezamenlijke begrafenis in het drijfzand. Het schilderij illustreert hoe we zo druk bezig kunnen zijn met oplossing van problemen dat we geen besef meer hebben van de context waarin we leven.
Zo is het ook met ons huidige systeem. We willen groei en met ieder stap voorwaarts vergroten we het eigen probleem. Ieder stap voorwaarts brengt ons dichter bij de afgrond. We willen wellicht graag anders maar lopen voortdurend het risico symptomen te bestrijden omdat we vastzitten aan denk- en handelingspatronen die ons doen en laten bepalen. Het betekeniskader van de moderniteit dwingt steeds weer stappen te zetten in de verkeerde richting.  Om een ander beeld te gebruiken, het is alsof de opvarenden op een zinkend schip bereid zijn hun eigen zwemvest te verkopen en zo (nog)  meer geld te kunnen verdienen. De hebzucht wint het van de drang tot overleven.

De overtuiging leeft breed dat de noodzakelijke verandering van ons vraagt dat we ons bewustzijn verbreden en verdiepen. We moeten ons bewust worden van de noodzaak de overstap te maken naar een nieuw wereldbeeld. Dat houdt in dat we onze eigen routines en vanzelfsprekendheden tegen het licht houden en ons gaan realiseren dat die het bestaande wereldbeeld in stand houden. De signalen voor een dergelijke overgang zijn er al langer. Desmet wijst bijvoorbeeld op het exponentieel groeiend gebruik van psychofarmaca en het epidemisch karakter van de diagnose burn-out. Kennelijk is er iets mis met de mogelijkheid voor mensen binnen het betekeniskader van de moderniteit een betekenisvol leven te leiden. Materiële welvaart is geen garantie voor een leven dat men als betekenisvol ervaart.

Een ander wereldbeeld betekent dat we anders naar de wereld kijken. We moeten ons bewust worden van de negatieve effecten en van de noodzaak van ingrijpende verandering. Ook moeten we ons gaan realiseren dat een ander wereldbeeld een andere opstelling vraagt van onszelf. We moeten ons gaan verhouden tot een andere werkelijkheid. Dat betekent ook dat we ons zelfbeeld moeten veranderen. We gaan eerst in op betekenisgeving. Aansluitend komt het bewustzijn aan de orde.

Processen van betekenisgeving

We geven betekenis aan de werkelijkheid maar hoe ontstaan betekenissen? Hoe verloopt ons denken? Hoe verlopen processen van betekenisgeving?
We kunnen verwijzen naar onze opvoeding en opleiding waarin we ons begrippen eigen maken of voorgeschreven krijgen. Maar het proces zelf is, Deleuze volgend, een tamelijk wanordelijk en onvoorspelbaar proces. We kunnen het proces rationaliseren maar die rationalisatie is een constructie achteraf. Het werkelijke proces zelf is een proces van associaties, begrippen, gedachteflitsen, intuïties en invallen. De betekenis die we toekennen aan de werkelijkheid vinden we niet in de werkelijkheid maar die zit in onszelf zoals we in Deel 1 stelden.
Dat proces van betekenisvorming wordt op tal van manieren door externe krachten beïnvloed maar we hanteren als vooronderstelling dat wij het uiteindelijk zelf zijn die tot betekenisgeving komen. Evenmin als bij ons gevoelsleven kunnen we rationeel op het spoor komen waarvan het wezen irrationeel is. We kunnen boosheid rationeel en analytisch ontleden in fasen van ontstaan en in niveaus van intensiteit maar daarmee dringen we niet door tot het wezen van boosheid. We geven dan slechts aandacht aan uitingsvormen van boosheid.

Relevant is verder dat we betekenisgeving hebben geïnstitutionaliseerd. We hebben als het ware de regie erover overgedragen aan instituties. Dat betekent de meest krachtige verankering van processen die denkbaar is. En juist dat maakt de verandering lastig. Institutionalisering betekent dat de krachten van instandhouding en repetitie sterk zijn.
In plaats daarvan is creativiteit nodig en creativiteit doet een beroep op voorstellingsvermogen, denken buiten bestaande kaders. We hebben nieuwe concepten nodig om ons een betekenisvolle werkelijkheid voor te stellen. Dat is een werkelijkheid waarin betekenissen door elkaar dwarrelen en op onvoorspelbare momenten en onder onvoorspelbare condities condenseren in betekeniskaders of juist, integendeel, onderlinge bindingen verliezen. Het vraagt ook dat we thans dominante denkkaders, zoals lineaire oorzaak-gevolg-relaties, minder gewicht geven en open staan voor heel andere relatievormen. Datzelfde geldt voor onze neiging om redenerend tegemoet te treden wat niet beredeneerbaar is. In het wereldbeeld van de moderniteit staat de ratio centraal maar voor verandering moeten we oog krijgen voor het irrationele, voor wat zich niet laat kennen via redeneerlijnen. We hebben nieuwe verhalen nodig, zowel om onze praktijken te kunnen begrijpen als om nieuwe vergezichten te kunnen construeren.

Hoe ziet het wereldbeeld eruit vanuit het perspectief van bewustzijn en bewustwording?

Eerder  beschreef ik de werkelijkheid met ruimtelijke begrippen. (Wagemans, 2019 4). Het is een wereldbeeld waarin betekenissen met duizelingwekkende snelheden door en naast elkaar bewegen, voortdurend verbindingen aangaan en verbindingen ontbinden. We kunnen ons denken niet goed ordenen. Gedachten flitsen door ons hoofd. Wanneer we met nieuwe situaties te maken krijgen zoeken we naar ordening. Wat betekent het? Of beter gezegd, welke betekenis moeten we eraan toekennen? Betekeniskaders die hun betekenis verliezen, uitdoven als het ware. Tegelijkertijd het ontstaan van nieuwe betekeniskaders. Die kunnen een tijdelijk karakter hebben maar ze kunnen ook winnen aan zwaarte, aan energie, omdat ze onomstreden worden geacht in de beleving van velen. Ze kunnen zoveel aan zwaarte winnen dat ze geïnstitutionaliseerd raken. De onderliggende betekenissen worden niet meer bewust beleefd maar vanzelfsprekend geacht.

Het is een beeld van de werkelijkheid waarin beelden van de werkelijkheid permanent door elkaar bewegen. Beelden vat ik daarbij op als betekenisconstructies. Ze hebben naar buiten toe een waarneembare verschijningsvorm maar ze hebben ook een binnenkant die betrekking heeft op de interne dynamiek. Die binnenkant omvat het discours, het complex van uitgangspunten vooronderstellingen en vanzelfsprekendheden die de interne communicatie beheersen. Vorm en taligheid zijn in elkaar vervlochten. Ze kunnen een korte levensduur hebben maar ze kunnen ook stevigheid krijgen doordat beelden door velen worden gedeeld. Of die zoveel aantrekkingskracht hebben dat ze niet langer onderwerp van discussie zijn maar drager worden van steeds meer energie. De beelden verharden. Ze worden materie. Samen met andere beelden vormen ze een overkoepelend perspectief op de werkelijkheid. Er ontstaan verbindingen tussen afzonderlijke definities. Ze gaan een betekeniskader vormen. Dat is een belangrijke stap. Zo belangrijk zelfs dat Polanyi stelde: “All particulars become meaningless if we lose sight of the pattern which they jointly constitute”. 5
Ze vallen niet samen met de werkelijkheid maar het perspectief blijft een afbeelding. Dat een perspectief wordt omarmd als vanzelfsprekend doet daar niet aan af.

Een vergelijking ligt voor de hand van het materiebeeld in de fysica. Mogelijke definities die als gedachteflitsen opkomen en onmiddellijk worden verworpen zijn als moleculen in een gas. Er is sprake van grote beweeglijkheid en vluchtigheid zonder er structuren zijn te onderkennen. Definities c.q. betekenisconstructies kunnen zwaarte krijgen omdat we ze relevant vinden en door anderen worden gedeeld. Ze worden zwaar door de betekenis die we eraan toekennen. Ze worden geladen met energie. Ze verdichten. Er ontstaat innige structuur. Nog een stap verder is wanneer definities alsmaar breder worden gedeeld. De verdichting neemt toe. Gas gaat over in vloeistof. Neemt de zwaarte nog verder toe doordat definities de status van vanzelfsprekendheid krijgen, dan wordt de zwaarte zo groot dat er vaste materie ontstaat. Definities worden vanzelfsprekend. Ze vormen geen onderwerp meer van beschouwing, juist omdat ze breed en krachtig zijn aanvaard. Denk bijvoorbeeld aan definities zoals die in wetten zijn vastgelegd. En deze materie kan nog verder verharden. Er kan sprake zijn van verstening in dogmatische en rigide denkkaders. Voorstellen voor verandering slaan dan stuk op de klippen van onze vanzelfsprekendheden.

De overgang van gedachteflitsen naar geïnstitutionaliseerde betekenissen, van gas naar materie, is slechts te begrijpen door nader te kijken naar onze processen van betekenisgeving. Welke krachten zijn daarop van invloed? In de praktijk van alledag zijn tal van processen waarneembaar die onderling sterk kunnen verschillen. We kennen allemaal de ervaring dat mensen die getuigen zijn van een aanrijding van een fietser door een auto een uiteenlopende beschrijving ervan geven. De een zal de kleur van de auto vermelden, de ander zal rapporteren over de schuld of onschuld van de chauffeur. Weer een ander zal de nadruk leggen op de onveiligheid van het kruispunt waar al zo aak ongelukken zijn gebeurd. Of op het wel of niet snel ter plaatse zijn van de politie. Vergelijk de film Rashomon waarin geheel verschillende beschrijvingen worden gegeven van een misdrijf dat zou hebben plaatsgevonden.

Een ander punt is dat het nogal verschil kan maken wie de constructeur van een definitie of een beeld is. Een opvatting tijdens een verjaardagsfeest heeft een andere zwaarte dan wanneer die tijdens een zitting van de strafrechter wordt geuit. Het verschil kunnen we duiden in termen van de consequenties die een definitie heeft. Die is sterk afhankelijk van de omstandigheden en context waarin die wordt geuit. Neem bijvoorbeeld de rol van de pers. De pers als betekeniscreator. Het maakt nogal verschil voor de zwaarte van een definitie of van een beeld wanneer dat door een individu word beleefd of dat het beeld de voorpagina haalt. Zo beschouwd beschikt de pers over veel vermogen om betekenissen te doen condenseren. De beelden krijgen zwaarte. De pers als condensator van betekenissen.

Een ander voorbeeld is de politiek waar men elkaar graag en stevig vastpint op ooit eerder geuite definities. Verandering van standpunt kan dan gemakkelijk worden opgevat als een gebrek aan standvastigheid. In de reclamewereld zien we dat het leggen van associaties krachtige werking kan hebben. Een product wordt gekoppeld aan een kwaliteitsbeeld. Het beeld van aantrekkelijkheid. Bij een reclamefilm voor koffie zie je nooit gezinsleden die op de achtergrond een hevig conflict uitvechten. De context versterkt de boodschap. Beelden kunnen vervolgens onderdeel van systemen worden waardoor ze vanzelfsprekende invloed krijgen. Beelden krijgen het karakter van instituties. Ze hebben werking omdat er gevolgen aan worden verbonden. De overheid en de rechtspraak zijn zo beschouwd creator van geïnstitutionaliseerde betekenisconstructies. Objecten als geobjectiveerde subjectiviteit.

De rol van collectief bewustzijn bij systeemverandering

Ons betekeniskader kan worden opgevat als het resultaat van zowel collectief aangereikte c.q. opgelegde betekenissen als individuele constructies. Dat onderscheid is belangrijk. Het raakt aan de vraag in hoeverre we vrij zijn ons eigen wereldbeeld te vormen dan wel die vrijheid (moeten) inleveren omdat we gehouden zijn aan betekenissen die in een samenleving dominant zijn. In welke mate kunnen we onszelf worden en in welke mate is er sprake van processen van dressering waardoor we worden voorgeprogrammeerd? En hoe kunnen we ons aan collectieve dressuur onttrekken?

Nu lijkt het erop dat we in onze vrije samenleving waarin vrijheid van meningsvorming een groot goed is, vrij zijn om onze eigen weg te gaan. Maar dat is bij nadere beschouwing allerminst vanzelfsprekend. De krachten van collectivisering en harmonisering zijn sterk. Er gelden ordeningen in termen van betekenisgeving die we niet kunnen ontkennen. We worden geboren in een wereld inclusief de daarin geldende programmatuur. De werkelijkheid is al voorgeprogrammeerd. We worden gedresseerd zonder dat we ons dat realiseren. Wie bijvoorbeeld raadslid wordt, merkt hoe zeer het binnen het openbaar bestuur geldende betekeniskader dwingend is. Procedures en protocollen beperken de vrijheid van meningsuiting. Dressering raakt ook raadsleden.6 Je  hebt je te gedragen binnen gedetailleerd uitgewerkte regels, gedragspatronen en informele normen die minstens zo dwingend kunnen zijn.

Hetzelfde geldt voor het rationeel-economisch en technologisch gekleurd betekeniskader dat dominant is binnen de moderniteit. Het economische weegt zwaar. Hoe het met een samenleving gaat, wordt in onze beeldvorming voor een belangrijk deel bepaald door economische maatstaven. Denk aan het bruto-nationaal product, de verhouding tussen import en export, de stijging van de productiviteit, de werkgelegenheid en de inflatie. Het economisch-technologisch perspectief is dominant en zonder dat we ons dat realiseren zijn we gevormd door dit betekeniskader. Het was bedoeld om ons te bevrijden maar heeft bezit van ons genomen. Zie Morin 7 die waarschuwt voor processen waardoor ideeën ons kunnen gaan beheersen.

Verandering van wereldbeeld vraagt andere praktijken. Door onze praktijken en de daaraan ten grondslag liggende waarden bevestigen we het bestaande wereldbeeld steeds weer. We zijn ongemerkt afhankelijk geworden van onze praktijken. We willen wellicht graag anders maar we zitten aan onze praktijken vast. We willen duurzaamheid maar de krachten zijn gericht op bevestiging en herhaling van het bestaande systeem. Dat heeft gevolgen voor de vraag hoe we tot de noodzakelijke verandering kunnen komen. Hoe moet je de systeemkrachten doorbreken? Er is een groeiend besef dat systeemverandering individueel moet beginnen. We willen de overstap maken naar een ander systeem maar de tegenkrachten zijn sterk. De verandering moet dus plaatsvinden ondanks het bestaande systeem. Bovendien ligt er niet een uitgewerkt plan voor een nieuw systeem. Dat moet nog worden geconstrueerd en op uitvoerbaarheid getest. We kunnen dus een sterke motivatie voor verandering hebben zonder dat er sprake is van een uitgewerkt einddoel. We komen later terug op het onderscheid tussen veranderingsprocessen binnen systemen en processen en systeemverandering en op de daarvoor noodzakelijke procescondities. Hier is van belang dat een andere oriëntatie nodig is. Die moet individueel beginnen. We moeten de noodzaak van verandering individueel doorleven. Het vraagt overtuiging en kracht om de verandering in gang te zetten en vooral ook vol te houden.

Van Egmond 8 benadrukt dat we ons de verandering zelf moeten eigen maken. Dat betekent dat we de collectieve krachten die tot harmonisatie dwingen moeten weerstaan. We moeten onszelf transformeren van geprogrammeerd object naar subject dat zich bewust wordt van zijn eigenheid en zijn denken en handelen in overeenstemming wil brengen met het beeld dat hij zich van zichzelf heeft gevormd. Om ingrijpende processen van verandering te doorstaan is een sterke en diep verankerde overtuiging en motivering nodig. Een ander wereldbeeld betekent dat we onszelf opnieuw moeten programmeren en positioneren binnen dat nieuwe wereldbeeld. Wat vraagt het van ons? En zijn we tot die inzet bereid?  Zoals Oosterling stelt:

“Problemen adresseren in het aangezicht van gezagsdragers en dwarse waarheden verkondigen ten overstaan van waarheidsdragers is niet de favoriete bezigheid van mensen die van hen afhankelijk zijn.”
9

Afstand nemen van het wereldbeeld dat in de moderniteit centraal staat is dus geen eenvoudige opgave. Het betekeniskader van de moderniteit is krachtig en laat zich niet gemakkelijk opzij drukken. De moderne mens is gewend het leven te leiden dat van hem wordt verwacht. Er ligt vaak geen bewuste keuze aan ten grondslag. Dressering gaat vanzelf. Die informele krachten kunnen minstens zo sterk zijn als de formele regels en wetten. Die kun je nog proberen te ontwijken. Maar afwijken van informele regels en vanzelfsprekendheden is niet aantrekkelijk. Je hebt je te gedragen. Er is sprake van een paradox. De moderniteit was gebaseerd op de Verlichting waarin niet langer wereldlijke en kerkelijke machten bepalend waren. Maar de moderniteit heeft geresulteerd in een wereldbeeld dat eveneens stevige beperkingen kent op het vlak van ruimte voor eigen ontwikkeling. Er zijn stevige verwachtingen over hoe je je hebt te gedragen. Het complex van technologie en economie heeft ons als subjecten getransformeerd tot objecten die met de stroom meedrijven. Verandering van wereldbeeld houdt in dat we verworvenheden moeten prijsgeven die we koesteren. Luxe heeft zo zijn voordelen. Verandering van wereldbeeld en afwijken van het geldende wereldbeeld vraagt een stevige prijs. De moderniteit heeft bezit van ons genomen. Naarmate het harmonische sterker wordt beleefd is afwijken ervan lastiger. De structuren zijn dwingend en tegelijkertijd krijgen we er moeilijk vat op omdat ze impliciet zijn. We zijn ons maar zeer gedeeltelijk bewust van onze eigen positie in de werkelijkheid van de moderniteit. We zijn onbewust voorgeprogrammeerd het leven te leven dat past binnen de stijlen van de moderniteit. We komen vanwege het impliciete karakter niet aan onszelf toe. We realiseren ons niet de krachten van de  mentale programmering. Gebruik van algoritmen kan bijvoorbeeld tot consequentie hebben dat bestaande praktijken worden gecodeerd en programmatische werking krijgen. In zijn uiterste consequentie worden we voorgeprogrammeerd te herhalen wat we in het verleden deden.

Nu kan dat gemakkelijk het beeld oproepen dat we betrekkelijk willoos het betekeniskader van de moderniteit aanvaarden. Dat beeld behoeft nuancering. Een tweetal voorbeelden als toelichting. In Deel 1 stelden we dat er tussen het formele betekeniskader van de overheid en de werkelijkheid zoals die door burgers wordt beleefd aanmerkelijke verschillen kunnen bestaan. Maar we stelden ook dat de grens tussen beide doorlaatbaar is.
Via herformulering en manipulatie van betekenisgeving proberen burgers hun wensen en zorgen zodanig te presenteren dat ze in aanmerking komen voor subsidies of belastingontheffing en strafoplegging kunnen ontgaan. Een tweede voorbeeld is organisatiekundig van aard. Binnen een bureaucratische organisatie is macht onbespreekbaar. Wie baas is bakt nu eenmaal koek. Werkweigering betekent al gauw het einde van een dienstverband. Onderzoek binnen een dienstonderdeel van het Nederlandse Ministerie van Landbouw 10 toonde mechanismen waarbij de formele machtsverdeling symbolisch werd bevestigd waardoor de top van de organisatie geen reden had zich met de uitvoering te bemoeien. Dat gaf vervolgens medewerkers de ruimte om hun eigen voorkeuren te volgen, ook als zij daarmee in strijd handelden met formele richtlijnen. De spanning die dat opleverde binnen de formele structuren werd “opgelost” doordat men de indruk wekte dat men deed wat men werd verondersteld te doen. Men gaf geen aanleiding aan de top van het Ministerie om te interveniëren. Juist daardoor had men in de praktijk de ruimte om de eigen overtuigingen en voorkeuren te volgen. Naast het formele lineaire bureaucratische model was sprake van een tweede machtsverdeling waarin men zelf bepaalde hoe men het werk uitvoerde, ook als dat in strijd was met formele regels. De symbolische bevestiging had als doel af te kunnen wijken van formele opdrachten zonder dat dit tot represailles leidde.

Wagemans, 2010

Enkele quotes:

“Als Den Haag vraagt wat ervan terecht is gekomen, sturen we Den Haag een brief dat we er voldoende aandacht aan hebben besteed.”

“We geven een antwoord waar Den Haag mee uit de voeten kan en waar we zelf ook mee uit de voeten kunnen.”

“De vraagstelling uit Den Haag was zo algemeen dat je niet echt hoefde te liegen om een positief verhaal te vertellen.”

Het mechanisme is dat er ruimte is voor obstructie zolang die zich maar niet uit als obstructie. Men speelt het formele spel mee om er vervolgens van af te kunnen wijken.

Tot slot

We verkenden in Deel 4 hoe collectieve processen van betekenisgeving verlopen en hoe die ingrijpende veranderingen kunnen frustreren. Dat verzet kan zich uiten in manifest verzet maar er kan ook sprake zijn van een fijnzinnig spel van verzet waarin de illusie van verandering slechts symbolisch wordt bevestigd. Verder komt naar voren dat communicatie een manipulatief karakter kan hebben, gericht op beïnvloeding van de beeldvorming. In deel 5 gaan we in op vragen rond bewustzijn en bewustwording op individueel niveau.

Literatuur

 

  1. Lindblom, Charles, The Science of “Muddling Through”Public Administration Review, Vol. 19, No. 2 (Spring, 1959), pp. 79-8
  2. Latour, Bruno, Reassembling the social, an introduction to New Actor Theory, Oxford University Press, 2007
  3. Deleuze, Gilles en Guattari, Felix, What is philosophy?, Columbia University Press, 1996
  4. Wagemans, Van een definiërend naar een energetisch wereldbeeld, begrippen en feiten als dragers van energie, Deel 1 en 2, in: Civis Mundi, nr 91, nov 2019
  5. Polanyi, M. (1962) Personal Knowledge: Towards a Post-critical Philosophy, Routledge
  6. Wagemans, De dressering van raadsleden, essay, januari 2018, www.ontganiseren.nl , www.eutopinanen.nl  
  7. Morin, Egdar, From Homeland Earth; A New Manifesto For  The New Millennium, Journal of Conscious Evolution, may 2018
  8. Van Egmond, Homo Universalis, Moreel kompas voor een nieuwe Europese renaissance, De Geus, 2019
  9. Oosterling, Henk, Waar geen wil is, is een weg, Boom, 2017
  10. Wagemans, M.C.H. Voor de Verandering, een op ervaringen gebaseerde studie naar de spanning tussen de theorie en de praktijk van het besturen, Dissertatie, Wageningen, 1987