Pensioenen. Speelbal van, of hefboom voor veranderingen?

Een van de meest lastige vraagstukken vandaag de dag: een toekomstbestendig pensioensysteem.
Dat vraagstuk is complex. Over de onderliggende kwesties wordt zeer verschillend gedacht. Het huidige systeem zou niet houdbaar zijn terwijl anderen juist pleiten voor het uitsluiten van kortingen en verhoging van uitkeringen.
Ook wordt heel verschillend gedacht over de vraag of het huidige systeem wel rechtvaardig is. Mogen huidige pensioengerechtigden ‘profiteren’ van het feit dat we langer leven in de toekomst, de pensioengerechtigde leeftijd opschuift, jongeren dus langer de tijd hebben om pensioen op te bouwen? Of is het omgekeerd zo, dat we mensen die veertig jaar en langer premie hebben betaald nu niet geven waar ze recht op hebben?
Zijn dit de enige vragen? Neen, je kunt ook een breder perspectief kiezen. Dan staat het gehele economische systeem centraal. Dan gaat het om systeemfouten en onvolkomenheden. Het pensioenvraagstuk maakt daarvan deel van uit?
In het kort: kan er sprake zijn van een houdbaar pensioensysteem binnen een gemankeerd economisch systeem? Het antwoord: neen!

De aanleiding voor dit artikel ligt besloten in de moeizame gang van zaken rond de recente pensioendiscussie. Een discussie die inzichtelijker wordt als we dieper, breder en vooral anders gaan kijken naar de verschillende kaders én naar de context van het pensioenvraagstuk. Het pensioenvraagstuk heeft een directe relatie heeft met fundamentele keuzes die wij als individu en als Nederland B.V. moeten maken.
Die fundamentele keuzes hebben betrekking op het economisch systeem en op het pensioenstelsel als zodanig. Het volstaat dus niet om de verschillende standpunten aan te horen en vervolgens daarin een positie te kiezen. Het volstaat ook niet om compromissen te sluiten. Noodzakelijk is een verdieping en een verbreding van de vraagstelling. We zullen eerst ingaan op het economisch systeem en daarna inzoomen op de gebreken ervan. Vervolgens zullen wij ingaan op de implicaties van die analyse voor het huidige pensioensysteem.
We komen daarna uit bij de vraag: gaat het om veranderingen binnen het systeem of staan we voor een de noodzaak van een totaal nieuw systeem?

Het economisch systeem en zijn gebreken

Het pensioenvraagstuk kan niet losgekoppeld worden van het economisch systeem. Pensioenfondsen zijn spelers op de financiële markten en zijn daardoor eveneens spelers binnen het economische systeem.
Dus is er alle aanleiding om eerst het economische systeem aandacht te geven om daarna in te gaan op de relatie met het pensioenvraagstuk.
Over de gebreken van het economisch systeem is al veel geschreven. De belangrijkste punten:

  • Het thans dominante economisch systeem heeft een beperkte waardenbasis. Zorg voor zachte waarden zoals natuur, landschap, leefomgeving, gezondheid vormt een kostenpost. Het loont het milieu te benadelen immers de zorg voor natuur en milieu leidt tot kostenverhogingen in plaats van opbrengsten. Kort gezegd: de kosten daarvan worden afgewenteld.
  • Het systeem is inherent niet duurzaam. Het is evenmin in staat tot zelfcorrectie. Als gevolg daarvan moet een [zorgzame] overheid permanent repareren en reguleren.
  • De zogenoemde ‘invisible hand’ van Adam Smith, de veronderstelde zelfregulering van de markt, blijkt anders uit te werken. [Ongebreidelde] doorvoering van marktwerking leidt tot vervreemding. Deze vervreemding maakt verantwoordelijkheid onzichtbaar. Het systeem wordt vervolgens als de verantwoordelijke gezien maar het anonieme karakter van de werkzame krachten maakt dat niemand aanspreekbaar is.
  • Oorspronkelijk was het financiële systeem dienstbaar aan het economische systeem.
    Geld [=het financiële systeem] diende als vrijmaker van de daarvoor gangbare ruilhandel. Die dienstbaarheid heeft het financiële systeem van zich afgeworpen. Het is in hoge mate autonoom en is gaandeweg zelfs dominant geworden. Het kent zijn eigen dynamiek waarbinnen voluit ruimte is voor speculatie en het staat in veel gevallen boven de wet. Het financiële systeem is leidend geworden, zodanig dat zelfs soevereine staten tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden.
  • Het financiële systeem is ook nog eens virtueel geworden. Het is daardoor autonoom en nog minder plaatsgebonden geworden. Met als ongemakkelijk neveneffect: grootschalige corruptie is steeds gemakkelijker te verhullen.
    Het beste voorbeeld van het virtueel worden, is de ontregelende vorm van kapitaal, het zogenoemde flitskapitaal.
  • Daarmee gepaard veranderde de verhouding tussen arbeid en kapitaal. Die werd steeds schever. Voorheen kon die verhouding gezien worden als een zekere balans tussen die twee productiefactoren. Nu zien we kapitaal dat sneller groeit dan de basale economie waarvan ze geacht werd deel uit te maken. Dit snel gegroeide kapitaal gaat op zoek naar rendement en veroorzaakt de inmiddels berucht geworden ‘bubbles’ en lagere rentevoet.

Eerste conclusie

Het systeem is met zichzelf op de loop gegaan. We hebben er geen grip meer op. En als antwoord? Veelgehoord: doorgaan, zelfs versnellen van de weg die de vraagstukken vergroot. Waarom? Omdat de onderliggende kwesties niet worden benoemd. De pijnlijke waarheid die het economische systeem omgeeft, wordt doodgezwegen.
Een verzwarend punt is dat de noodzakelijke omslag wereldwijd aan de orde is. Helaas ontbreekt er een wereldwijde regisseur die als zodanig wordt erkend en gerespecteerd. Zo kan het gebeuren dat de inspanningen van de één, mogelijk teniet worden gedaan door gedrag van de ander. Wie zich duurzamer gedraagt wordt binnen het bestaande systeem voorbijgestreefd door diegenen die in de oude context blijven handelen. Daarmee worden kostenvoordelen behaald. Op de wereldmarkt wordt niet-duurzaam handelen voorlopig nog beloond.

John Stuart Mill was als liberaal econoom voorstander van groei, maar stelde ook dat er een moment zou komen waarop de aarde de groei niet zou aankunnen. Hij hoopte dat de mensheid dat moment tijdig zou onderkennen en het handelen erop zou aanpassen. Dat schreef hij rond 1870. Het inzicht om ons massaal aan te passen is echter pas de laatste decennia aan het doordringen.

Het systeemgebrek kan kernachtig worden geduid als: de zucht naar rationaliteit en efficiency heeft alles wat daarbij hinderde weggedrukt. Ecologische en sociaal-culturele waarden bleken kwetsbaar onder economische druk. Deze waarden werden geofferd op het altaar van economische druk.
Met als gevolg dat overheden steeds meer en steeds intensiever de gebreken van een gemankeerd economisch systeem moeten compenseren door zich op te werpen als hoeder van het kwetsbare.

Wat betekent dat voor het pensioenstelsel?

Ons fantastische pensioenstelsel staat niet geïsoleerd, maar functioneert zowel binnen de reële economie als binnen de daarbij behorende financiële markten.
Er zijn meer koppelingen tussen het economisch systeem en ons pensioenstelsel. Eerder werd gewezen op de fundamentele omkering in de relatie tussen het financiële systeem en het economisch systeem die resulteerde in de dominantie van het financiële systeem.

Om economische bedrijvigheid mogelijk te maken, is kapitaal nodig. Wanneer kapitaal beperkt beschikbaar is, terwijl de behoefte eraan groot is, dan wordt dat uitgedrukt in verhoging van het renteniveau. Zoeken daarentegen veel bezitters van kapitaal naar mogelijkheden om te investeren, dan is het mogelijk om kapitaal tegen een lage rente te verkrijgen. Rente zorgt voor evenwicht tussen vraag en aanbod; het financiële systeem is dienstbaar aan de economie!
Dat wàs de normale gang van zaken.
In de huidige tijd is die situatie nauwelijks herkenbaar. Al vele jaren wordt door het financiële systeem meer geld gecreëerd dan voor de reële economie nodig is. Als begin van deze beweging zou de tweede oliecrisis van 1979 kunnen worden genoemd. De olieprijzen schoten omhoog en creëerden grote geldstromen naar economieën die deze middelen vervolgens niet konden absorberen. Deze ‘overbodige’ middelen gingen op zoek naar rendement en werden en worden ook thans nog op grote schaal, ingezet om overheidsschulden te financieren.
Het gevolg was een patroon van ‘bubbles’ en crises. De reële economie raakte los van zijn fundament.
Na de crisis van 2008 begon de FED, de Amerikaanse centrale bank, enorme bedragen in de economie te pompen [kwantitatieve verruiming] door obligaties en ander schuldpapier op te kopen. Doel was de ontwikkeling van de economie weer op gang te brengen. De ECB zag dat de Dollar zich herstelde en dat de Euro verder onder druk kwam. De ECB besloot in 2015 zelf ook het pad van kwantitatieve verruiming te bewandelen.
Doch het medicijn vertoonde ook bijwerkingen. De overvloedige beschikbaarheid van kapitaal drukte de rente naar een extreem laag niveau. Een belangrijk gevolg was dat het voor pensioenfondsen op papier almaar lastiger werd voldoende middelen beschikbaar te hebben om de toekomstige uitbetalingen zeker te stellen. Dit komt omdat in de berekening van de dekkingsgraad het idee Rente een centrale plaats heeft. De dekkingsgraad werd een probleem.
Het mechanisme van vraag en aanbod is in de verdrukking gekomen immers geld was overvloedig is geworden. Hierdoor blijft de rente ver achter bij de werkelijk gemaakte beleggingsrendementen. De beheersing van de dekkingsgraad van pensioenfondsen is uit handen geslagen van diezelfde pensioenfondsen.

Zoals eerder betoogd: het financiële systeem verwierf dominantie. Vanuit de factor kapitaal gezien een ideale positie. Daarmee is de factor kapitaal echter niet meer een dienende productiefactor maar een machtsfactor geworden.

De financiële markten zijn niet alleen niet meer dienstbaar aan de reële economie [de economie van goederen en diensten] maar gebruiken deze voor hun eigen doelstellingen: vermeerdering van het ingelegde c.q in te leggen kapitaal.
Wat zien we de laatste tijd? De lonen blijven relatief achter. Er is sprake van stagnatie van loonontwikkeling. Een tweede belangrijke reden voor het verder uit balans raken van de scheve verhouding kapitaal-arbeid.
Die lage lonen gelden zeker niet voor het [top]management. Er is sprake van buitensporige salarissen en bonussen. Zo ontvangt de topman van Unilever 273 × het salaris van zijn modale werknemer. De beloningsstructuur in bedrijven is daardoor veranderd. Dat heeft zeker ook gevolgen voor het streven naar duurzaamheid. Door de eis van winstmaximalisatie is er een aandeelhoudersterreur ontstaan die het voor beursgenoteerde ondernemingen riskant maakt om duurzame keuzes te maken en om een lange termijnvisie vorm te geven. Er is sprake van een permanente overnamedreiging door overvloedig aanwezig kapitaal meestal gefourneerd door zogenoemde equity funds. In Nederlands parlementaire kringen ook wel geduid als ‘sprinkhanen’.
Dat kan het lastig maken de transformaties te realiseren die maatschappelijk noodzakelijk zijn. Wil de maatschappij uit de houdgreep van dat financiële belang geraken dan is er eerst een transformatie van het economisch denken en handelen nodig. Alleen met die verandering in denken en handelen kunnen de economische ontwikkelingen op de lange termijn én duurzaamheid gericht worden.

Op basis van het voorgaande kan het pensioenvraagstuk worden omschreven als de spanning tussen enerzijds voldoende middelen ter beschikking hebben, gelet de toekomstige verplichtingen en anderzijds een op de korte termijn georiënteerd financieel systeem dat bovendien nadrukkelijk ‘eigen’ spelregels hanteert.

Een voorbeeld kan helpen om greep te krijgen op wat er speelt als het financieel systeem eigen spelregels hanteert:
Als een cliënt naar de bank gaat om een huis te kopen van zeg € 500.000 en de bank stemt ermee in, dan schrijft die bank in zijn boekhouding € 500.000 links [debet] en € 500.000 rechts [credit]. De hypotheek wordt verleend en de cliënt krijgt € 500.000 op zijn rekening gestort. De koop kan doorgang vinden.
Met deze transactie is de hoeveelheid geld in circulatie met € 500.000 toegenomen. Er is dus geld geschapen. Conclusie: nieuwe kredietverlening schept geld.
Ter verheldering: de bank behoeft minder dan 10% dekking [van bestaand geld!] te hebben voor deze transactie. Juist die lage dekking biedt financiële instellingen de hefboomwerking en de ruimte geld te kunnen scheppen buiten de reële economie. 

Tweede conclusie

In de reële economie treffen de financiële markten, werkgevers en werknemers elkaar [als in een driehoek of in de ‘polder’]. De overheid zou daar een toezichthoudende en waar nodig corrigerende rol moeten spelen. Dat kan alleen als de burger zijn overheid kan vertrouwen en niet als men zijn overheid ziet als vijand zoals dat in het Angelsaksisch neo-liberaal model veelal het geval is.

Pensioenen bestaan bij de gratie van het gezond voortbestaan van de reële economie en het leidend blijven van dit reële deel van de economie.  De macht van het aandeelhouders-terrorisme dat de reële economie totaal ontwricht, zou dus doorbroken moeten worden. Het herstellen en terugbrengen van de dienende functie van het financiële systeem zou het weer mogelijk maken om de pensioenen op basis van een kapitaaldekkingsstelsel veilig te stellen.
Gebeurt dat niet dan is er maar één echt alternatief om de pensioenen veilig te stellen, namelijk door de pensioenen buiten de financiële markten om direct te koppelen aan de reële economie. Een koppeling waarbij het ‘productieve kapitaal’ dus weer kan terugkeren in de gemeenschap en niet permanent wordt afgeroomd door het parasitaire grootkapitaal.

De Nederlandse Pensioenhemel

Nederland heeft een van de beste, zo niet het beste, pensioenbouwwerk ter wereld. Als je denkt daaraan iets te moeten veranderen, moet je eerst wel goed doorgronden hoe het in elkaar steekt. Daarom eerst inzoomen op structuur en werking van het pensioenstelsel voor we met ideeën voor verandering komen.

Nederland heeft een goede en evenwichtige ouderdomsvoorziening die we niet heel erg behoeven te veranderen, stelt Erik Lutjens als hoogleraar Pensioenrecht verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Dat is in beginsel zeker waar. Op termijn echter zullen nieuwe antwoorden nodig zijn. Hoe zit het gehele stelsel in elkaar? Drie pijlers zijn te onderscheiden.

Als eerste pijler kent Nederland sinds 1957 de AOW. De AOW is een omslagstelsel. Dit betekent dat de actueel af te dragen premies worden uitgekeerd aan de reeds gepensioneerden. Inmiddels kleeft daaraan een bezwaar, immers het cohort werkenden vergeleken met het cohort gepensioneerden neemt in getal af. Met als gevolg een afnemende premieafdracht. Met andere woorden: wordt de cohort gepensioneerden ouder en de beroepsbevolking in verhouding kleiner dan zouden, ten einde een gelijke AOW te kunnen blijven uitkeren, de premies sterker moeten gaan stijgen. Dat is een onbegaanbare weg. Daarom moet uit de algemene middelen worden bijgesprongen om de AOW op een aanvaardbaar niveau te houden.
Daardoor krijgt een deel van de belastingopbrengst in zekere zijn het karakter van een solidariteitsheffing tussen de generaties. Het vooruitzicht voor het cohort werkenden lijkt te impliceren dat het instituut AOW kwalitatief en kwantitatief zal afnemen. Dat levert terecht frustratie en weerstand op. Het fundament van het pensioenstelsel voor wat betreft de AOW wordt dus problematisch.

De tweede pijler van onze ouderdomsvoorziening zijn de aanvullende pensioenen, verzorgd door de pensioenfondsen. Deze zijn gebouwd op een stelsel van kapitaaldekking.
Korte verklaring: pensioenfondsen bouwen een spaarpot waarmede zij later tezamen met de beleggingsinkomsten uit deze spaarpot kunnen gebruiken om de pensioenen uit te betalen. Om de fondsen van middelen te voorzien, betalen werkgevers en werknemers een pensioenpremie, die door de fondsen worden belegd. Toen deze vorm van ouderdomsverzekering werd opgezet vonden deze beleggingen hoofdzakelijk plaats in aandelen en obligaties.
Aandelen hadden een hoger risicoprofiel, maar konden naast dividendrendement ook nog koerswinst (en verlies) opleveren. Obligaties waren vast renderende schuldpapieren waarbij het rendement verbonden was met de betrouwbaarheid van de uitgiftepartij.
Dat werkte prima en geen land heeft het zo goed voor elkaar als Nederland. Een klein addertje onder het gras is nu dat de kapitaalmarkt enorm is veranderd. Naast obligaties en aandelen zijn allerlei exotische financiële producten bedacht en in werking getreden. Daarvoor zijn nieuwe markten ontstaan. De werking van die markten en de daarop gepleegde transacties zijn voor een gewoon mens niet te bevatten.
Feit is wel dat deze markten voor een belangrijk deel geheel losstaan van de reële economie. Daarin schuilt een risico. Het is namelijk de vraag of die ‘losgezongen’ kapitaalmarkt blijvend compatibel zal kunnen zijn met de grondslagen van Nederlandse pensioenfondsen. Ter herinnering nog: ook het manipuleren met rentestanden door de ECB heeft een funeste werking op de rendementen die pensioenfondsen kunnen behalen.

De derde pijler, naast AOW en aanvullende pensioenen, wordt gevormd door de private reserves en bezittingen opgebouwd door het individu tijdens zijn werkzame leven.

Het koppelmechanisme van rechten en plichten, de Rekenrente

Wil je de waarde van de bezittingen enerzijds en de verwachte verplichtingen met betrekking tot deelnemende werknemers in het pensioenfonds aan elkaar koppelen dan heb je een rekenmodel nodig naast aannames over de stabiliteit van de operationele context waarbinnen gewerkt zal worden.
De wetgever heeft daarom geprobeerd de kaders vast te leggen en zekerheden in de methode en het model in te bouwen ter bescherming van de gepensioneerden. Een sleutelelement daarin is de zogenoemde rekenrente. De rechtvaardiging voor de rekenrente en het juiste gebruik ervan, hangt samen met de aanname van het onveranderlijk zijn van de aard van de financiële markten.

Zoals eerder al betoogd, het idee van die onveranderlijkheid van financiële markten is niet langer houdbaar. Een van de gevolgen is dat de geconstrueerde rekenrente het centrale probleem geworden is voor de polder zonder dat de polder helder in beeld heeft waar nu de essentie van dit probleem ligt. De formule voor het bepalen van die rekenrente illustreert hoe ons financiële systeem en het overkoepelend economisch systeem aan elkaar gekoppeld zijn.
Probleem: de polder wil een compromis sluiten over de hoogte van de rekenrente terwijl juist de formule waarmee deze rekenrente wordt bepaald, de polder iedere keer weer in de problemen zal brengen.

De rekenrente: een dubbel snijdend zwaard

Pensioenfondsen moeten elk jaar hun pensioenverplichtingen waarderen tegen de rekenrente. Een hogere rekenrente leidt tot een lagere verplichting, een lage rekenrente leidt tot een hogere verplichting. Het waarderen van de pensioenverplichting is niets anders dan het berekenen van de contante waarde van de aangegane verplichtingen.
Een hoge contant waarde leidt tot een lage dekkingsgraad. Een lage contante waarde leidt tot een hoge of goede dekkingsgraad.
Een dekkingsgraad van 110% betekent dat de bezittingen 10% groter zijn dan de verwachte verplichtingen.
Gaat de rekenrente omhoog, dan gaat de contante waarde van de toekomstige verplichtingen omlaag. In dat geval behoeven de pensioenfondsen minder middelen vrij te spelen om toch aan toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. Dat impliceert dat er dan meer ruimte is om eventueel pensioenuitkeringen te verhogen.
Gaat de rekenrente omlaag, respectievelijk wanneer die laag blijft dan is de kans zeer groot dat pensioenen gekort moeten worden.
Cruciaal is derhalve de vraag: is het redelijk om de rekenrente als valide instrument te blijven beschouwen?

Toen rente nog een vergoeding was voor waardevermindering van het geld en voor aangegane risico’s, kon je in alle redelijkheid zeggen, dat rente de prijs van geld was. Bij schaarste of meer risico ging de prijs omhoog en bij overvloed of minder risico ging de prijs omlaag. Een mooi evenwicht derhalve tussen vraag en aanbod.
Geld is echter zeer overvloedig geworden Er is een permanent en zeer groot aanbod door banken, door ‘Sovereign Wealth Funds’ van olie-exporterende landen, door global funds van rijke private investeerders, etc. etc. Daar bovenop komt dan nog de QE, kwantitatieve verruiming door de centrale banken FED en ECB.

Het evenwichtsmechanisme dat maakte dat een lage rente de markt weer terugbrengt naar marktevenwicht, is daarmee vernietigd.
De financieel economische wereld is op zijn kop komen te staan en economen weten zich met de nieuwe situatie geen raad. Gangbare economische theorieën kunnen ook geen oplossingen aanreiken. 

Hoe wordt de rekenrente bepaald en wat zijn de gevolgen?

Om de pensioendiscussie en de hier naar voren gebrachte problematiek te begrijpen is het cruciaal om te weten hoe de rekenrente wordt bepaald. En voorts te weten wat de overtuigingen zijn op basis waarvan de verschillende toepassingen van de rekenrente-methodiek wordt verdedigd? Hoe zit dit in Nederland en hoe denkt de rest van de wereld [lees USA] en Europa hier over?

Het uitgangsidee in Nederland is een risico vrije rente. Kort gezegd: de rente op staatsleningen.
De uitkering over een jaar wordt gewaardeerd tegen de 1-jaarsrente, over twee jaar de 2-jaarsrente en zo voort tot 10 jaar. Voor een langere termijn zijn er geen renteprijzen beschikbaar en werkt men met een afgeleide rente, de UFR [Ultimate Forward Rate], en met een 120-maands voortschrijdend gemiddelde van historische rentes.
Men kijkt dus naar de rentes uit het verleden om de toekomst te voorspellen en deze voorspellingen via de rekenrente, kracht van wet te geven. Een omkering van de door de AFM vereiste vermelding in de reclamewereld: ‘Resultaten behaald in het verleden zijn geen garantie voor de toekomst’.
De overheid en DNB houden zichzelf dus niet aan hun eigen advies, sterker nog zij maken het verleden tot maat voor een toekomst met een volstrekt andere dynamiek. Gedrag dat zij voor een burger verwerpelijk vinden.
Een steeds verder vervliegende werkelijkheid wordt als fictie in stand gehouden bij gebrek aan beter? Of zou je moeten zeggen tegen beter weten in. Of nog erger: doelbewust? De toezichthouder, de DNB verdedigt met verve de oude ideeën achter de rekenrente, ook al is voor DNB duidelijk dat de rekenrente zal blijven dalen én dat de discrepantie met de echte beleggingsresultaten steeds groter wordt.
Tevens lijken zowel de politiek als de toezichthouder geen enkel oog te hebben voor de maatschappelijk ontwrichtende effecten van hun beperkte blik op de werkelijkheid. Net zo los van de werkelijkheid als het kabinet Colijn destijds met het op principiële gronden veel te lang vasthouden aan de goudstandaard. Door de aanhoudende daling van de rekenrente en de genoemde discrepantie blijven er donkere wolken hangen boven de pensioensector.

Het goede nieuws daarbij is, dat de ontwrichtende werking van de veranderde financiële markten op de economieën steeds zichtbaarder wordt. Niet alleen in Trump- en Brexit-land, maar ook in Nederland. De verstoorde huizenmarkt is een pijnlijk voorbeeld hiervan. De steeds zichtbaarder wordende onvrede, denk daarbij aan de ‘gele hesjes’, de politieke versplintering in Nederland, het toenemen van extremisme op de politieke flanken. Een voorbode van een breed gevoelde noodzaak de ware complexiteit onder ogen te zien?

Een complex probleem als een uitdaging zien

Samenvattend kunnen we zeggen dat het probleem complexer is dan het op het eerste gezicht leek. Een duurzame oplossing voor dit probleem wordt alleen verzekerd als ook de systeemdimensies, de veranderende context en de lange termijn goed in beeld zijn.

Onze hypothese met betrekking tot het probleem: Er is een korte termijn georiënteerd en winst gedreven aandeelhouders-economie ontstaan. Een economie die winstmaximalisatie nastreeft in alles, maar geen waarden kent.
‘Bezit’ en onbeperkte groei ervan krijgt prioriteit. Het gevolg is dat een fundamenteel geld gedreven economische dynamiek zich verder los wil maken van de natuur. Zonder scrupules natuurlijke bronnen inzet voor dit gewin zonder rekenschap af te leggen over duurzaamheid.

Onze blinde vlek, een financieel gedreven economisch systeem

Hoe wordt voor eenieder duidelijk, dat we beland zijn in een financieel gedomineerd en gedreven economisch systeem? Dit heeft plaatsgevonden zonder dat we deze ontwikkeling in de gaten hebben gehad en zonder dat de politiek er een bewust debat over voerde.
Laten wij om te beginnen kijken naar een recent voorbeeld van nepnieuws over een uitzending van het TV programma ‘Goedemorgen Nederland’. 

Geldscheppen voor de gewone man:
Tijdens een uitzending van goedemorgen Nederland gaf Victor Muller uitleg over een geautomatiseerd handelsplatform voor bitcoin dat ‘Bitcoin Profit’ heet. Het idee is om gewone mensen de mogelijkheid te geven om geld met de gekte rond bitcoin te laten verdienen. Zelfs als mensen geen enkele ervaring hebben met investeren of met technologie. Een gebruiker hoeft via het platform alleen maar een storting van minimaal €250,- te doen. Vervolgens gaat het geautomatiseerde handelsalgoritme aan de slag. Door gebruik te maken van een combinatie van data en een systeem dat automatisch leert, weet het algoritme wanneer het perfecte moment is om bitcoins voor een lage prijs te kopen en voor een hoge prijs te verkopen (hetzelfde doet het als de waarde van de bitcoin zakt door ‘short selling’) waardoor de gebruiker een optimale winst behaalt. Om de kracht van het platform aan te tonen wordt tijdens de uitzending € 250,- gestort. Binnen drie minuten steeg het start kapitaal naar € 483,18 een winst van 93%. Over een langere periode van drie weken waren 70% van de transacties winstgevend.

Het bericht blijkt uiteindelijk een als nieuws verpakte vorm van advertentie te zijn. Toch zit hier een aantal interessante aspecten aan.
Het voorbeeld laat niet alleen zien dat bitcoin in zijn huidige ontwikkeling tot een massaal piramidespel is verworden, maar ook dat technologie een autonome factor is waarmee geld verdiend kan worden. De combinatie van beiden, ook wel aangeduid met fintech, zoekt zijn eigen weg naar de consument en er ontstaan nieuwe grote spelers die de banken als oude mastodonten achterhalen en grotendeels zullen vervangen. Het bitcoin-voorbeeld verkoopt een verdienmodel voor geld. Geld dat er voorheen niet was en dus is dit een vorm van geldschepping, waardoor de geldhoeveelheid toe neemt. Geldscheppen dat nu niet meer door banken of overheden wordt gedaan maar wel beschikbaar komt voor het individu.

Geeft dit de nieuwe crypo currency en andere digitale monetaire fintech ontwikkelingen daardoor een geruststellende legitimiteit of zou dit alarmbellen moeten doen afgaan?
Ontwikkelingen die het verdienmodel van de banken ondergraven en zicht geeft op het geldspel daarachter, dat nieuwe vormen aanneemt met maatschappelijk grote gevolgen.
In de analyse door Piketty van twee eeuwen ontwikkeling van inkomen en vermogen, ontbreekt deze nieuwe factor: ‘de handelstechnologie’.
Een technologie die sinds de jaren 80 van de vorige eeuw met toenemende snelheid opkwam. Piketty schetst in zijn boek ‘Het kapitaal in de 21ste eeuw’ een zorgwekkende ontwikkeling van een steeds schevere inkomens- en vermogensverdeling. Echter door technologie is er een autonoom werkende factor bijgekomen die het proces enorm versnelt, waardoor het speelveld veel sneller nog ongelijker wordt. Dit met alle gevolgen van dien. Piketty’s vraag om serieuze aandacht voor een groot probleem blijkt veel te optimistisch te zijn.

Over deze revolutie in het financiële en economische speelveld zou een politiek debat gevoerd moeten worden zodat posities kunnen worden ingenomen en keuzes gemaakt. Dit is nodig willen we in de pensioenproblematiek juiste beslissingen nemen. Of misschien beter geformuleerd: de minder foute beslissingen nemen. De voorhanden onzekerheden zijn zo groot, dat flexibiliteit en alertheid nog lange tijd geboden zullen blijven. 

Een andere visie om de problemen in beeld te brengen

Laten wij beginnen met een eenvoudig voorbeeld van een oude economische theorie die inflatie verklaarde uit de groei van de geldhoeveelheid.
Laten wij de wereld voorstellen als een bol waarop mensen wonen, werken door spullen te maken en elkaar diensten te verlenen, elkaar lief te hebben en oorlog te voeren.
Het totaal van hun bezittingen is 800 en het werkkapitaal in gebruik voor hun transacties in de reële economie is 200. De totale geldhoeveelheid is daarmee 1000.
Stel we vergroten de geldhoeveelheid tot 1500. De consumentenprijzen kunnen door allerlei dwarsverbanden en regels slechts langzaam stijgen waardoor het economische werkkapitaal stijgt, tot zeg 220. [Plus 10%].
Het overige kapitaal richt zich op de bezittingen die nu 1280 waard worden. Een waardestijging van [(1280/800) -1] x 100% = 60 % Dit noemen de beleggers, respectievelijk huis- en landeigenaren: waardestijging.
Maar dit is natuurlijk gewoon een hyperinflatie van de kapitaalgoederen.
De huizenmarkt in Amsterdam en in de Randstad is hiervan een mooi recent voorbeeld. . Uit dit gestileerde voorbeeld kunnen wij leren dat als de globale geldhoeveelheid sneller toeneemt dan de economische groei, er een hefboom ontstaat, die de prijzen van kapitaalgoederen omhoog drijft. Dit, de hyperinflatie van kapitaalgoederen, is een probleem voor pensioenfondsen omdat het de positie van de werkende burger en dus de later gepensioneerden verslechtert.
Op het eerste gezicht lijken pensioenfondsen voordeel bij deze situatie te hebben omdat er meer ‘rendement’ lijkt te komen uit hun beleggingen. Het probleem daarin is tweeledig.

  • Pensioenfondsen zijn in dit ‘grote’ spel slechts kleine spelers. De aangerichte maatschappelijke schade is vele malen groter dan het behaalde voordeel. Dit voordeel vloeit bovendien ook nog weg doordat de hyperinflatie van het onroerend goed doorwerkt in de huren en vervolgens doorwerkt in prijzen en salarisverhogingen
  • Het tweede aspect is publicitair van aard. Juist het kleine voordeel voor de pensioenfondsen wordt door de financiële lobby’s en de politiek misbruikt om de grotere onrechtvaardigheid van het gehele systeem te verbloemen. Actieven zowel als gepensioneerden hebben er belang bij dat er ook op het gebied van kapitaalgoederen stabiliteit heerst.

Een ander perspectief: de gevolgen voor klimaatjaren tot 2030 – 2050

Om de klimaatdoelen te halen zijn er ingrijpende veranderingen in ons denken en handelen noodzakelijk. Daarvoor hebben we een steeds duurzamere [continueerbare] economie nodig. De ambitie waarmee we die duurzame economie willen realiseren moet flink omhoog. Waarom zouden we daarvoor dan willen vechten met de handen op de rug gebonden? Waarom een financieel systeem tolereren dat structureel tegenwerkt omdat het de korte termijn voorrang geeft boven de lange termijn.
Omdat het ondernemingen die groener willen handelen afstraft of deze dreigt op te kopen, in stukken te hakken en in delen te verkopen. De financiële wurggrepen van speculanten en investeerders hangt als een permanente dreiging boven de beurs. Daarnaast, specifiek in Europa, waarom ons uitleveren aan technologiebedrijven uit de USA en China die, via big data, de macht in economische ketens overnemen en de EU-landen en bedrijven marginaliseren?
In zo’n landschap kan geen pensioenfonds op den duur zijn aangegane verplichtingen waarmaken. Zo’n situatie eist het heruitvinden van een werkbaar kapitalisme waarin winstmaximalisatie tot een misdaad tegen de gemeenschap wordt verklaard.
Werkbaar kapitalisme? Dat is een economie die rust op een data- en financiële infrastructuur, die het belang van regio’s en de sociaaleconomische gemeenschap als uitgangspunt heeft. Een data- en financiële infrastructuur die ontworpen en bestuurd wordt om de diversiteit en regionale verschillen te dienen vanuit een multi-stakeholder perspectief en waarbij de voordelen van deze infrastructuur terugvloeien in de gemeenschap.
Pas dan ontstaat er voor de pensioenfondsen een mogelijkheid om zich aan de huidige paradoxale tegenstellingen te ontworstelen en hun missie ook op de lange termijn waar te maken.

Het geheel te zien als een complex probleem doet de vraag ontstaan voor welke veranderopgave staan we geplaatst? Veranderen binnen een systeem of het veranderen van het systeem zelf? 

Welke veranderopgave heeft onze voorkeur?

Het zal helder zijn dat de mogelijke oplossingsrichting eerder een ingrijpende verandering betekent ten opzichte van hoe wij thans onze pensioenen hebben geregeld. Dat roept de vraag op hoe we een dergelijke verandering zouden kunnen bereiken. Dat geldt temeer omdat o.a. vanuit de organisatiekunde het besef is doorgedrongen dat we bij veranderingen binnen een systeem een geheel andere weg dienen te volgen dan bij verandering van een systeem zelf.

Concluderend

Terug naar Pensioenen en economie kunnen wij samenvattend zeggen, dat zekerheid voor de toekomst in de zin van een stelsel dat berust op kapitaaldekking, in deze tijden van verandering niet meer voorhanden is. Niet verwonderlijk dat er onoverbrugbare tegenstellingen lijken te bestaan en er jaren moeizaam wordt onderhandeld in de polder.

Het basisconcept achter een stelsel van kapitaaldekking voor pensioenfondsen is perfect! De aandelenmarkt was de geëigende markt om de partijen bij elkaar te brengen waarbij een pensioenfonds optrad namens een groep individuen zodat er ook nog het idee van risicodeling bij kwam. Er lijkt geen enkele reden om van dit basisconcept van een reserve gedekte pensioenvoorziening af te stappen als we in staat zouden zijn om de verwording van het fenomeen kapitaal of te stoppen of binnen acceptabele grenzen in te kaderen. De Glass-Steagall Act van 1933 in de USA was een wet die iets dergelijks tot stand wist te brengen.

Decennia van deregulatie in de bankenwereld hebben alle effectieve grenzen afgebroken zodat de globale financiële macht nagenoeg vrij spel kreeg. Het is een illusie te denken dat pensioenfondsen adequate regulering tot stand zouden kunnen brengen.
Het gaat nu om het vinden van een strategie waarmede de power van de globale financiële macht wordt gebroken of wordt ingeperkt.

Om voor een brede aanpak draagvlak te verkrijgen en oud denken los te weken, is het misschien geen gek idee om net als Macron in Frankrijk, een publiek debat te organiseren. Een debat over de keuzes waar burger, overheid, werkgever, vakbond en pensioenfondsen voor staan. En hoe wij dit regionaal, nationaal en in Europees verband vorm zouden willen zien nemen.

Kerkrade,   Joseph van Keulen ,  2019.08.05

Alle artikelen en teksten gepubliceerd op de website van www.eutopianen.nl, worden door één of meerdere leden geïnitieerd. De uiteindelijke inhoud en vorm komt tot stand door discussies en bijdragen van de 5 leden.